Wie grote risico's neemt, moet ook bereid zijn de rekening te betalen als het misloopt. Bij de bankencrisis moest de belastingbetaler opdraaien voor de ellende, bij corona zal dat waarschijnlijk weer zo zijn. Het wordt tijd dat de vervuiler betaalt. Een volgende door zoönose veroorzaakte pandemie kan ook starten in Brabant. De intensieve veehouderij neemt grote risico's, maar heeft geen stroppenpot klaarstaan voor als het misgaat. Een aansprakelijkheidsverzekering zou wel de minste voorzorgsmaatregel moeten zijn, maar de schade voorkomen is nog beter. Vervuiling is nu vaak nog 'gratis'. Klimaatverandering, fijnstof en bijvoorbeeld verlies aan biodiversiteit zijn neveneffecten van economische activiteiten waarvan de veroorzakers de rekening doorschuiven naar anderen, of naar de toekomst. Die betalen met hun gezondheid, of met verminderde kansen op welvaart. Als vervuilers financieel verantwoordelijk zouden worden gehouden voor de maatschappelijke schade die ze veroorzaken, zouden ze geprikkeld worden om hun eigen rommel op te ruimen, of zodanig te innoveren dat ze minder schade veroorzaken. Schone en duurzame alternatieven krijgen dan vanzelf de overhand. Level playing field Klassiek voorbeeld: een kolencentrale stoot niet alleen veel CO2 uit, maar ook fijnstof. Dat leidt tot gezondheidsproblemen bij omwonenden, waardoor die vaker ziek zijn en eerder met longaandoeningen in het ziekenhuis belanden. De kosten voor gezondheidszorg die veroorzaakt wordt door de kolencentrale zouden verwerkt moeten zijn in de stroomprijs. En dan blijkt al snel dat in een echt ‘level playing field’ duurzame stroombronnen stukken goedkoper zijn. De kunst is dus de kosten te verhalen op de veroorzaker van maatschappelijk problemen. Hoe zit dat bij corona? Duidelijk is dat de maatschappelijke kosten van de COVID-19-pandemie enorm zijn. Maar zijn er ‘externaliteiten’ aan te wijzen die geleid hebben tot deze kosten? Zijn er personen of bedrijven die de schade hadden kunnen beperken of voorkomen? Of was de pandemie een ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’? Wuhan – Uden Voor de dierenmarkt in Wuhan, waar de pandemie waarschijnlijk begon, valt dit vanuit Nederland lastig te bepalen. Maar wat als de epidemie was begonnen in, pak ‘m beet, Uden? Zo vergezocht is die vergelijking niet. COVID-19 is een zoönose, een ziekte die van een dier op een mens is 'overgesprongen'. De kans dat zoiets gebeurt, wordt groter als dieren en mensen zich tezamen in een klein gebied ophouden. Dat is permanent het geval in gebieden met veel intensieve veehouderij, zoals rond Uden en op andere plekken in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. De Q-koortsepidemie in Brabant was hiervan het verdrietige gevolg. Ook Q-koorts is een zoönose. Wetenschappers wijzen al decennia op het verband tussen nieuw opkomende ziekten en intensieve veeteelt. Het zou een kwestie van tijd zijn dat het vogelgriepvirus H5N1 muteert naar een voor mensen gevaarlijke variant. Aansprakelijkheid Gezien de enorme maatschappelijke en economische schade die een pandemie aanricht, zou het dus goed zijn als de intensieve veehouderij nagaat of zij alles heeft gedaan om toekomstige ellende à la corona te voorkomen. Het nalaten van benodigde veiligheidsmaatregelen kan op zichzelf een grond voor aansprakelijkheid zijn. Het niet nemen van maatregelen tegen bekende gevaren kan ook aansprakelijkheid voor onbekende gevaren meebrengen, indien die daardoor voorkomen hadden kunnen worden. Anders gezegd: als veehouders niet alles doen om uitbraken van bekende zoönosen zoals Q-koorts te voorkomen, zijn ze ook aansprakelijk als blijkt dat een nieuw virus, zoals corona, is ontstaan door hun bedrijfsactiviteiten. De wettelijke aansprakelijkheid van bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen, inclusief gevaarlijke bacteriën en virussen, is gebaseerd op de gedachte dat bedrijven met hoogrisicovolle activiteiten moeten opdraaien voor de vaak heel omvangrijke schade die daaruit kan voortvloeien voor derden. De kosten die een bedrijf maakt om aan die eis te voldoen, horen verdisconteerd te worden in de prijzen. Het feit dat de intensieve veehouderij economisch nuttig is, weegt mee bij het vaststellen van de aansprakelijkheid voor calamiteiten, maar neemt die niet per definitie weg. Voorkomen is beter dan genezen Het nieuwe onderzoekscentrum waar SP en D66 voor pleiten kan hierin een rol krijgen. Het doel van dit centrum lijkt nu vooral te onderzoeken hoe het leed van de Q-koortsslachtoffers verzacht moet worden, maar het zou beter zijn om ook te bestuderen hoe de schade kan worden voorkomen. Uitgangspunt zou moeten zijn: de vervuiler betaalt. Wie miljoenen kippen en varkens op een paar vierkante kilometer wil houden, moet vooral zijn gang gaan, maar dan moet hij niet raar opkijken als hij de schade die daarmee veroorzaakt wordt moet betalen. Is dat realistisch in het geval van een pandemie? De kosten voor corona lopen in de biljoenen, véél meer dan de totale intensieve veehouderij ooit zal kunnen opbrengen. De simpele conclusie is dat er gegokt wordt met bedragen die in het geval van ‘botte pech’ nooit door de veroorzakers of hun verzekeraars kunnen worden terugbetaald. Aansprakelijkheid zou wél kunnen leiden tot het nemen van zoveel mogelijk preventieve maatregelen. Veehouderijen zouden bijvoorbeeld ver van woonkernen gevestigd kunnen worden, of minder dieren per bedrijf kunnen gaan houden. Het nemen van maatregelen voorkomt niet steeds dat een veehouder aansprakelijk is, maar verkleint wel de kans dat het gevaar zich verwezenlijkt. Wat in Wuhan kan, kan ook in Uden. Als een volgende zoönose plaatsvindt in Nederland en een pandemie veroorzaakt, kan geen enkele veehouder zeggen dat hij niet gewaarschuwd is. Wie grote risico's neemt met de gezondheid van anderen, moet bereid zijn de schade te betalen als het misgaat. Tekst: Ingeborg Haazen en Jos Reinhoudt. Ingeborg Haazen is assistant professor aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar specialisme is aansprakelijkheidsrecht. Jos Reinhoudt is verbonden aan MVO Nederland. Hun artikel verscheen eerder op De Nieuwe Businessagenda. Foto: RitaE via Pixabay.