Mensen die opgroeien in een stressvolle omgeving hebben vaker psychische problemen, doen het meestal slechter op school en leven minder gezond. Maar ze kunnen ook talenten ontwikkelen. Deze talenten worden echter vaak over het hoofd gezien. IQ-testen en wetenschappelijke experimenten zijn namelijk op zo’n manier ontwikkeld, dat zij deze groep bij voorbaat benadelen. Ontwikkelingspsycholoog Willem Frankenhuis van de Radboud Universiteit ontving een beurs om daar verandering in te brengen. Creativiteit, omgaan met verandering, onderhandelen en scherp inzicht in sociale situaties. Vaardigheden die we allemaal wel zouden willen beheersen, maar lang niet altijd doen. Er zijn aanwijzingen dat mensen die in stressvolle omgevingen opgroeien deze vaardigheden beter ontwikkelen dan anderen. Maar over de verborgen talenten van deze groep mensen is nog weinig bekend. Onderwijzers, hulpverleners én de wetenschap kijken vooral naar beperkingen. Ontwikkelingspsycholoog Willem Frankenhuis kreeg een beurs van 800.000 euro om kennis over deze talenten te ontwikkelen en in de praktijk te brengen. Aanpassingsvermogen De fascinatie voor gedrag werd er bij Frankenhuis met de paplepel ingegoten. Hij groeide op in Artis, waar zijn vader directeur was. 'Ons huis stond in de dierentuin. Mijn vader nam mij altijd mee uit wandelen en vroeg bij elk verblijf: "Waarom doet dit dier dat? Waarom ziet het er zo uit?" Hij dwong mij om na te denken over hoe levende wezens zich aanpassen aan hun omgeving.' Dit aanpassingsvermogen kan plaatsvinden over generaties heen. Dat kennen we als evolutie. Maar ook binnen het leven van een individu vertonen dieren het vermogen om zich aan hun omgeving aan te passen. Frankenhuis raakte gefascineerd. In diezelfde tijd had Frankenhuis vrienden die in een heel andere omgeving opgroeiden dan hijzelf: in armoede, soms aan geweld onderworpen en vaak met maar één ouder die altijd aan het werk was. 'Ik zag hoe slim en vaardig ze waren, maar merkte tegelijkertijd dat ze niet meekwamen in het schoolsysteem. Ze haalden slechtere cijfers of kwamen helemaal niet opdagen.' Later, als onderzoeker, viel dit Frankenhuis weer op. 'Mensen die opgroeien in stressvolle situaties deden het bijvoorbeeld vaak minder goed als het aankwam op taken waarbij ze moesten redeneren. Maar als ik ze sprak, kreeg ik verfijnde antwoorden die getuigden van hele complexe vormen van denken en sociaal bewustzijn.' Iets klopte daar dus niet. Niet gemeten, niet gewaardeerd Frankenhuis realiseerde zich dat de wetenschap, maar ook scholen en sociale hulpverlening, testen gebruiken die je alleen goed kunt maken als je vaardigheden hebt waar deze mensen meestal wél meer moeite mee hebben dan de gemiddelde persoon. Zoals abstracte informatie verwerken of, simpelweg, stilzitten. Want het opgroeien in een instabiele omgeving laat absoluut sporen achter. Mensen die in probleemsituaties opgroeien kunnen zich vaak minder lang concentreren, leven meer van dag tot dag en vertonen vaker gedrag dat volgens de normen van de samenleving 'buitensporig' is. Het is belangrijk je van die norm bewust te zijn, benadrukt Frankenhuis. 'Gedrag dat we doorgaans als agressief of wantrouwig bestempelen, kan iemand in een andere situatie juist beschermen.' Dit soort normen werkt ook door in de instrumenten die Frankenhuis als wetenschapper tot zijn beschikking heeft. Neem bijvoorbeeld onderhandelen. Onderwijzers zien dat deze kinderen daar beter in zijn. Als een kind een toets niet kan maken, leggen meestal de ouders uit waarom hun kind recht heeft op een herkansing. Een kind met afwezige ouders, of die de taal niet spreken, moet dat zelf doen. 'Maar als ik deze vaardigheid zou meten met bestaande experimenten, moeten mensen eerst vier pagina's instructies doornemen. Dan staat iemand die daar moeite mee heeft meteen 2-0 achter. We moeten die experimenten geschikt maken voor deze doelgroep en dat kan jaren duren. Daardoor gaat dit soort onderzoek heel langzaam.' Verborgen talenten Professionals zoals hulpverleners en onderwijzers hebben op dit moment eigenlijk het beste zicht op de kwaliteiten van deze groep mensen. Ze zien dat kinderen bijvoorbeeld heel goed in staat zijn om sociale situaties te lezen of ontzettend creatief zijn. ‘Met vijf euro jezelf en drie zusjes naar school brengen? Op de één of andere manier lukt het deze kinderen om met weinig middelen belangrijke doelen te bereiken.' Maar hulpverleners kunnen nu alleen op hun intuïtie vertrouwen. Ze hebben behoefte aan meetinstrumenten waaraan ze hun gevoel kunnen toetsen, vertellen ze aan Frankenhuis. Frankenhuis droomt dan ook van een testbatterij voor sociaal werkers en onderwijzers die de positieve vaardigheden van deze mensen kan meten, zodat ze niet ondanks hun beperkingen, maar dankzij hun verborgen talenten een plaats in de maatschappij vinden. Want hoewel Frankenhuis natuurlijk liever ziet dat kinderen helemaal niet meer in deze omstandigheden worden grootgebracht, is hij ook realistisch. 'Voorlopig worden er nog steeds mensen in stresssituaties geboren. En dat zal waarschijnlijk nog wel even zo blijven.'