Vanaf de jaren vijftig probeert het Voorlichtingsbureau voor de Voeding Nederland, in tijden van naoorlogse overvloed, gezond en matig te laten eten. Helaas moet het bureau zelf in de jaren zeventig concluderen dat zijn invloed onduidelijk is, en dat de burger alleen maar dikker is geworden. Dat blijkt uit een publicatie van historicus Jon Verriet van de Radboud Universiteit die op 24 maart in Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (BMGN) verschijnt. Al in de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland het zogenaamde Voorlichtingsbureau voor de Voeding, een voorloper van het huidige Voedingscentrum, opgericht. Het bureau moest de bevolking leren om in tijden van voedselschaarste zo gezond mogelijk te koken. Vlak na de oorlog blijkt er zich echter een tegenovergesteld probleem aan te dienen: een teveel aan voeding. ‘Intern zie je eind jaren veertig al bij het bureau de discussie ontstaan over overvoeding. De directie is bang dat dit een groot probleem gaat worden. En dat schatte zij goed in’, vertelt historicus Jon Verriet. ‘Wat gezond is en wat niet denkt men in die jaren wel te weten, maar hoe zorg je ervoor dat je bevolking ook gezond eet?’ Deze vorm van gezondheidscommunicatie wordt in de jaren vijftig en zestig de hoofdmissie van het Voorlichtingsbureau. Nieuwe vormen van communicatie Alleen al in de jaren vijftig verspreid het bureau miljoenen folders, met daarin vaak haar beroemde Schijf van Vijf. Maar het gebruikte daarnaast al snel ook allerlei nieuwe vormen van communicatie overgewaaid uit de Verenigde Staten, zoals films en animaties. ‘Echt “cutting edge” voor die tijd. De hele wereld kwam dan ook langs om van het bureau te leren: van Thailand, Iran tot Zimbabwe wilde men de bevolking net zo “foodminded” maken als het bureau dat in Nederland probeerde.’ Tegelijk worden in deze periode de voedselmultinationals steeds machtiger en ontstaat er een strijd met de voedselindustrie, die alsmaar meer voedsel produceert met veel vet en suiker. ‘Zo voert het Voorlichtingsbureau bijvoorbeeld strijd tegen de Ligakoeken. Volgens de producent zouden die voor kleuters net zo goed zijn als melk, maar de koeken bestonden natuurlijk grotendeels uit suiker. Het Voorlichtingsbureau nam zelfs een filmpje op (‘Was de koek maar op!’), maar uiteindelijk trok het aan het kortste eind. De folder Van overgewicht naar goed gewicht uit 1958. © Voedingscentrum Opgave Hoewel er campagnes zijn waar het bureau meer succes mee heeft – ‘hun campagne voor tandverzorging is geslaagd te noemen’ – moet het in de jaren zeventig concluderen dat de pogingen om Nederland op gewicht te houden zijn mislukt. ‘Bij een vergadering verzucht een lid van de adviesraad gefrustreerd: “waarom doet men niet zoals men wordt voorgelicht?!”’ Intern wordt bovendien geklaagd dat de overheid maar weinig geld overheeft voor de campagnes van het bureau. ‘Het Voorlichtingsbureau trekt zich dan ook langzaam terug, en claimt dat de burger zélf verantwoordelijk is voor zijn voedingspatroon: een nieuwe, meer liberale mentaliteit. Hiermee gaan ze wel voorbij aan het feit dat er ook steeds meer verleidingen zijn waar de burger hulp bij zou mogen krijgen: de welvaart neemt toe en ongezonde producten worden steeds goedkoper.’ Al met al blijft de vraag wat het Voorlichtingsbureau wel had kunnen doen. ‘Is het hun schuld? Hadden ze iets anders moeten doen? Levensstijl beïnvloeden is ontzettend lastig, dus ik denk niet dat ze het tij hadden kunnen keren. Je kunt wel zeggen dat ze de consument een beetje hebben overgelaten aan de grillen van de markt. Feitelijk heeft het Nederlandse voedingsbeleid meer effect gehad op ons collectieve schuldgevoel over zogenaamd ongezonde keuzes, dan op ons lichaamsgewicht.’ Historicus Jon Verriet deed zijn onderzoek naar de geschiedenis van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding aan de hand van vergaderverslagen, interne richtlijnen, peilingen, persberichten jaarverslagen en promotiematerialen. Foto: Lubos Houska via Pixabay.