Het debat over kunstmatige intelligentie wordt gedomineerd door een angst dat de machines de mens gaan overvleugelen. Een verkeerde insteek, vindt hoogleraar Artificiële Intelligentie Marcel van Gerven. ‘Uitgangspunt is om de fundamentele principes te begrijpen die ten grondslag liggen aan zowel kunstmatige als natuurlijke intelligentie’ In het brede speelveld van AI-onderzoekers van de Radboud Universiteit, is Marcel van Gerven een van de theoretici die nadenkt over het denken. Hoe ontstaat intelligentie? Hoe kunnen we het brein nog beter leren begrijpen? Naast de natuurlijke intelligentie spelen de intelligente machines een steeds grotere rol. Niet alleen om die machines almaar slimmer te maken, maar ook om die groeiende inzichten over AI te benutten voor een beter begrip van ons eigen brein. ‘Het proces is wederzijds versterkend. In beide domeinen kun je op dezelfde manier de diepte ingaan, biologische en artificiële neurale netwerken kunnen in beginsel op dezelfde manier beschreven worden.’ Voor Van Gerven is de inzet van onderzoek om ‘het brein in haar natuurlijke omgeving te leren begrijpen’. Cruciaal in de menselijke intelligentie is het reageren op de veranderende omgeving, iets dat zelflerende AI-systemen – deep learning – inmiddels steeds beter kunnen nabootsen. ‘Zoals met alle technologische doorbraken kun je daarmee ook ongewenste toepassingen realiseren, maar voor mij staan constructieve bijdrages aan maatschappelijke uitdagingen voorop, het bijdragen aan het welzijn van de mens in haar omgeving.’ Doorbraken De afgelopen maanden illustreert een reeks van doorbraken de stootrichting die Van Gerven voorstaat met het AI-onderzoek in Nijmegen. Zo heeft zijn onderzoeksgroep laten zien dat neuromorfische (brein-geïnspireerde) algoritmen in staat zijn om veel efficiënter te leren dan de huidige AI-systemen. Ook heeft zijn onderzoeksgroep recentelijk hersensignalen kunnen omzetten in hoorbare spraak. Zo kunnen mensen die niet kunnen praten, maar wat ze willen zeggen wel kunnen denken, met AI communiceren met de buitenwereld. Van Gerven noemt het onderzoek naar spraak een schoolvoorbeeld van wat hem met de toepassingen voor ogen staat: ‘Doorbraken in AI kunnen een positieve impact in het leven van mensen maken.’ Hoewel Van Gerven en zijn groep zich richten op de software achter de AI, heeft ook de hardware zijn aandacht: de apparaten waarin je alle slimmigheden verpakt. Uit oogpunt van duurzaamheid onderstreept Van Gerven het belang van kleinere, hanteerbare apparaten. De energievretende datacentra waarin nu veel van de algoritmes liggen opgeslagen, zijn hem een doorn in het oog. ‘Een patiënt in een rolstoel die wordt ondersteund met spraaktechnologie, kun je niet opzadelen met een rugzak aan apparatuur, en aansturing via de cloud is weer onwenselijk vanwege privacy issues.’ Wijze machines Bijdrages aan de maatschappelijke vragen zijn volgens Van Gerven steeds beter denkbaar dankzij machines die niet zozeer slimmer worden, maar wijzer. In zijn oratie in 2018 sprak de hoogleraar het voornemen uit het kunstmatige denken te verrijken met ‘nieuwsgierigheid, compassie, creativiteit en integriteit’. Zulke AI kan bijdrages leveren aan de duurzame doelen waar de moderne maatschappij voor staat, aldus zijn hoop. Vijf jaar later zijn de machines weliswaar steeds capabeler geworden, maar echt menselijke machines noemt Van Gerven nog steeds een louter theoretische mogelijkheid. Hij kan zijn woorden uit zijn oratie herhalen: ‘Onze huidige machines komen bij lange na niet in de buurt van de geavanceerde machinerie van het leven.’ Dit is deel 2 in een serie verhalen met AI-wetenschappers van de Radboud Universiteit. Voor deel 1, met Pim Haselager, zie deze link. Foto: Pavel Danilyuk via Pexels