Vrouwen geloven vaker dan mannen in een God, gaan vaker naar de kerk én ze bidden meer. Waarom zij religieuzer zijn, is voor het eerst diepgaand uitgezocht door socioloog Joris Kregting. Eén van de factoren: de slechtere gezondheid van vrouwen. #1 Afhankelijkheid van anderen De religieuze genderkloof is al decennia aanwezig in christelijke landen verspreid over de hele wereld, waarbij vroeger vooral werd gekeken naar sociaal-economische verklaringen. Kregting verricht zijn onderzoek in Nederland, waar van een achterstand van vrouwen in opleiding en werk nauwelijks nog sprake is. Maar de kloof in religie is nog springlevend, waarvoor Kregting een drietal andere oorzaken heeft gevonden. ‘Afhankelijkheid van anderen versterkt je geloof, en omdat vrouwen vaker dan mannen een beperking in gezondheid hebben, zijn ze religieuzer. Kwetsbaar maakt gelovig.’ #2 Risicomijdend gedrag Als tweede factor wijst Kregting op de sterkere neiging van vrouwen om de boel onder controle te willen houden. ‘Ze scoren hoger dan mannen op de factor nauwgezetheid, ze nemen liever niet te veel risico’s.’ Om allerlei redenen – denk aan hormonen of socialisatie – krijgen mannen vaker de aanmoediging om boompje te kimmen. ‘Mannen nemen vaker dan vrouwen het risico om niet te geloven. Vrouwen denken eerder: Laat ik dat maar wel doen, je weet maar nooit waar het goed voor is.’ #3 Zorgzaamheid versus masculiniteit Ook de derde factor ligt op het terrein van persoonlijkheid, en is net als de andere twee heel robuust én verklarend voor alle drie de uitingen van religie: in God geloven, bidden en naar de kerk gaan. De mannelijke masculiniteit en hun neiging tot leiderschap maakt dat ze zich onafhankelijker opstellen. ‘Ik kan het zelf wel, hoor je dan zeggen, terwijl vrouwen zich vaker om anderen bekommeren, zorgzamer zijn. Compassie met anderen is een houding die past bij geloven.’ En dat het juist mannen zijn die in de christelijke kerk in de regel de dienst uitmaken, doet aan het beeld niks af. ‘Met vrouwelijke leiders, die je vaker tegenkomt in moderne religieuze stromingen, zou de genderkloof wellicht nóg groter zijn, omdat de leider dan geldt als voorbeeldfiguur.’