Raken geadopteerde kinderen alles wat ze geleerd hebben over hun geboortetaal kwijt als ze hun nieuwe taal leren? Of zit kennis over die geboortetaal nog ergens verstopt in de hersenen? Nieuw onderzoek van taalkundigen Wencui Zhou, Anne Cutler en Mirjam Broersma bij Nederlandse kinderen die uit China geadopteerd werden, laat zien dat abstracte kennis blijft bestaan. Een kind dat wordt geadopteerd in een ander land leert meestal snel de nieuwe taal. Hoewel dat haast vanzelfsprekend gaat, is het uniek wat zo’n kind doet, zegt Mirjam Broersma, universitair hoofddocent taalwetenschap aan de Radboud Universiteit. ‘Het kind was begonnen met het leren van een taal, dat proces wordt opeens volledig afgebroken en dan begint het aan een totaal nieuwe taalontwikkeling. Dat is heel fascinerend, vooral omdat het supergoed gaat: in heel korte tijd zijn ze niet meer te onderscheiden van kinderen die vanaf hun geboorte die taal leren.’ Maar wat gebeurt er met de taal die ze vóór de adoptie aan het leren waren? Eerder onderzoek van Broersma bij Nederlandse volwassenen die uit Korea geadopteerd zijn, liet zien dat er weliswaar geen bewuste kennis meer is van de geboortetaal, maar wel onbewuste, abstracte kennis, die het (opnieuw) leren van spraakpatronen in de geboortetaal makkelijker maakt. Dat wekte de nieuwsgierigheid van Broersma en twee collega-onderzoekers: hebben recent geadopteerde kinderen nog wel directe toegang tot kennis van hun geboortetaal of is die bij hen ook al weggezakt en alleen nog toegankelijk bij het opnieuw aanleren van de klanken van de geboortetaal? Onbewuste kennis Het nieuwe onderzoek van Broersma en collega-taalkundigen Wencui Zhou (Tilburg University Language Centre) en Anne Cutler (Western Sydney University, Australië) laat zien dat ook jonge kinderen, die nog relatief kort in hun nieuwe land zijn, alleen onbewuste kennis van hun geboortetaal hebben. In hun studie onderzochten ze 46 Nederlandse kinderen (4-10 jaar) die meer dan één maar minder dan tien jaar geleden uit het Kantonees- of Mandarijnsprekende deel van China geadopteerd zijn. Ze werden vergeleken met 47 niet-geadopteerde Nederlandse kinderen en 40 niet-geadopteerde Chinese kinderen. De kinderen volgden in aanwezigheid van hun ouders tien trainingsblokken, waarin ze leerden om Chinese klanken en tonen te identificeren. Het Chinees is een zogenaamde toontaal, waarin de hoogte van en verandering in de toon cruciaal is voor de betekenis van woorden of lettergrepen. In een spelletje met dino’s en panda’s beoordeelden de kinderen welke baby-dino of baby-panda zijn Chinese dino- of panda-moeder het beste nazei. In een ander deel van het onderzoek moesten de kinderen de spraakcontrasten zelf imiteren, door de moederpanda of -dino na te zeggen. Moedertaalsprekers van het Kantonees- of Mandarijn-Chinees controleerden nadien hoe goed die uitspraak was. ‘Het was best spannend voor ons, want het waren lange sessies voor die jonge kinderen’, vertelt Broersma. ‘We gingen ervanuit dat we flink wat drop-outs zouden hebben, maar dat is niet gebeurd. Alle kinderen hebben het helemaal afgemaakt.’ Hetzelfde patroon In het deel van het onderzoek waarin ze de uitspraak moesten beoordelen, herkenden de geadopteerde kinderen de klanken in het begin net zo slecht als de Nederlandse controlegroep. Maar met training kwam die vaardigheid terug en werd de adoptiegroep steeds beter, terwijl de controlegroep dat niet werd. De geadopteerde kinderen laten daarmee hetzelfde patroon zien als de volwassenen die uit Korea geadopteerd werden. ‘Het is heel interessant dat ze al zo op het Nederlands gericht zijn dat ze hertraining nodig hebben om het Chinees weer ‘op te halen’. Dat laat zien hoe snel die switch heeft plaatsgevonden’, zegt Broersma. Nuances in uitspraak Bij het imitatiedeel van het onderzoek gebeurde er iets verrassends: de imitaties van de geadopteerde kinderen waren al aan het begin van de training beter dan die van de in Nederland geboren kinderen. Zij konden nuances aanbrengen in hun uitspraak, terwijl de controlegroep dat niet kon, en dat nog voordat ze daarin getraind waren. Broersma. ‘Het laat zien dat de geadopteerde kinderen een gevoel hebben van hoe toon eigenlijk werkt en waar je op moet letten bij het produceren ervan. Datzelfde geldt voor de ‘ts’-achtige klanken – zogenaamde affricaten - die we in het Nederlands ook niet hebben.’ Dat gevoel kunnen ze alleen hebben overgehouden aan hun blootstelling aan het Chinees, want in het Nederlands bestaan die specifieke klank- en toonverschillen niet. Opvallend is dat de volwassenen uit het eerdere onderzoek dat gevoel niet meer hadden. Geraakt door uitkomsten Het onderzoek van Broersma, Zhou en Cutler laat dus zien dat kinderen vanaf zeer jonge leeftijd al abstracte informatie van een taal opdoen, en deze kennis onbewust behouden, ook als ze deze niet meer gebruiken. Broersma: ‘Dat zegt veel over het geheugen: kennis wordt niet overschreven door nieuwe kennis, maar blijft in een bepaalde abstracte vorm bestaan.’ Bovendien laten de imitatieresultaten zien dat kennis over algemene eigenschappen van de geboortetaal, zoals toon, nog steeds beschikbaar is voor heel jonge geadopteerde kinderen, maar niet meer voor volwassenen. Er is nog een belangrijke meerwaarde van dit onderzoek, zegt Broersma. ‘We merken steeds bij onderzoek bij geadopteerde mensen dat zij – of hun ouders - enorm nieuwsgierig zijn naar wat er overblijft van de ervaringen die ze voor hun adoptie hebben opgedaan. Sommige deelnemers van ons Koreaanse onderzoek waren echt geraakt door de uitkomsten: ‘Jeetje, er is dus toch kennis van voor mijn adoptie, die nog steeds mede bepaalt wie ik ben.’ Met dit onderzoek laten wij zien dat – wat betreft taalherinneringen – dat gevoel klopt: je hebt de kennis van voor je adoptie nog ergens in je brein zitten.’ Het artikel Asymmetric memory for birth language perception versus production in young international adoptees verscheen onlangs in het wetenschappelijke journal Cognition. Foto: Jerry Wang via Unsplash.