Haal je je neus op voor drommen mensen die in de rij staan voor Checkpoint Charlie, het Rijksmuseum of de Palmengarten? Dan spreken de ironische, anti-toeristische reisgidsjes Was nicht im Baedeker steht en Wat niet in Baedeker staat je vast aan. Neerlandicus Rob van de Schoor schreef er een artikel over voor Internationale Neerlandistiek. ‘In plaats van highlights staat in die boekjes juist alles wat je niet wilt weten.’In de eerste helft van de negentiende eeuw bracht de Duitse uitgever Karl Baedeker de eerste Baedekers op de markt: reisgidsen die uitblonken in betrouwbaarheid en gedetailleerdheid, praktische informatie over hotels, restaurants en vervoer bevatten en feitelijk oriëntatie en kwalificatie van bezienswaardigheden gaven. In die tijd was toerisme slechts een privilege van weinigen, maar tegen het einde van de negentiende eeuw was het maken van een buitenlandse reis door de toegenomen welvaart ook voor grotere groepen weggelegd. ‘Dat welvarende deel van de burgerij had een soort van bildungsideaal van de reis: ik moet mij intellectueel kunnen ontplooien, iets van de wereld zien’, vertelt Neerlandicus Rob van de Schoor. ‘Daar haakten de Baedekers op in met een burgerlijke manier van reizen. Bezienswaardigheden werden op volgorde van belangrijkheid met sterretjes aangeduid. Als je iets had gemist dat door Baedeker als belangrijk was bestempeld, dan was het bijna alsof je er niet geweest was.’Anti-toerismeDie burgerlijke manier van reizen, het aftikken van highlights en het ontstaan van het massatoerisme riep steeds meer weerstand op. Eind jaren 20 ontstond er een soort tegenbeweging met een alternatieve reisgids, Was nicht im Baedekersteht getiteld. In de zeventien Duitse reisgidsjes en drie Nederlandse gidsjes (Wat niet in Baedeker staat) werden highlights juist opzettelijk genegeerd en ging het vooral om de verwondering om het alledaagse, legt Rob van de Schoor uit, die de Duitse en Nederlandse anti-reisgidsen met elkaar en de officiële Beadekers vergeleek.‘Was nicht im Baedeker steht en Wat niet in Baedeker staat zijn een streven naar authenticiteit dat door het platte massatoerisme is vernietigd’, stelt Van de Schoor. ‘In de Baedekers staat heel feitelijke informatie: waar is de entree, hoe veel kost een kaartje, enzovoort. In de alternatieve reisgidsen staat alles wat je niet wilt weten. De gids over Frankfurt leidt je rechtstreeks naar een mooie, grote boom als je het station uitstapt. Die anti-Baedekers vestigen liever de aandacht op wat zich achter de schermen van de toeristische gevels afspeelt. En die kritische houding gaat gepaard met ironie.’ Zo hekelt een van de schrijvers in de anti-Baedeker over Amsterdam bijvoorbeeld dat de reiziger in het Rijksmuseum een vaststaand lijstje geacht wordt af te werken:‘Ze hebben me gezegd dat ik vooral moest kijken naar… Welja! Men zal je vertellen naar welke schilderijen je moet kijken en welke je moogt koopen! Maar zooeven op onze wandeling heb je me niet gevraagd: mag ik naar die brug, dien boom, die vrouw kijken. Geniet wat je aantrekt, maar niet te lang! Een bezoek in een museum moet een genoegen blijven. Het mag niet doodmoe maken. Nooit mag de gedachte bij je opkomen: ‘wat werd er veel geschilderd!’. Zodraa het je vermoeit ga je heen, winkelen, wandelen.’ (Het boek van Amsterdam, p. 96)Tussen 1927 en 1938 werden door de Duitse uitgever Piper zeventien delen van Was nicht im Baedeker steht uitgegeven. In Nederland gaf de Amsterdamse uitgeverij A. J. G. Strengholt onder de titel Wat niet in Baedeker staat drie gidsjes uit, over Amsterdam (1930), Rotterdam (1931) en Den Haag (1931). Hoewel zowel de Duitse als Nederlandse gidsjes anti-Baedeker zijn, halen de Nederlandse gidsjes het niet bij de Duitse variant volgens Van de Schoor. Dat komt volgens hem vooral door de meer commerciële aard van de Nederlandse gidsen. Die doen aan stadspromotie, wat onder meer tot uitdrukking komt in een voorwoord van de burgemeester en een flink aantal advertenties. Daarnaast zijn er bijdragen waarin bedrijven, winkels, hotels en restaurants die in het boekje adverteren, ook nog eens apart worden aangeprezen. Van de Schoor: ‘Het project is na drie boekjes afgebroken. Er waren meer titels aangekondigd, maar kennelijk zag de uitgever er op den duur geen heil meer in.’IntellectuelenDe alternatieve gidsjes benadrukken dus dat reizen is bedoeld om te kijken. ‘De beleving van kleine momenten’, zegt Van de Schoor. ‘Loop ’s morgens om 6 uur in Berlijn mee met de mensen als ze naar hun werk gaan. Kijk hoe ze gekleed zijn. Het meisje dat kousen draagt die eigenlijk te duur zijn voor het salaris dat ze krijgt, fantaseer maar over hoe ze aan die kousen komt. Realiseer je wat dat betekent, wat voor leven die mensen leiden.’Dat reizen om te kijken werd vooral gewaardeerd door een groep kritische intellectuelen, die zich daarmee distantiëren van de massatoerist. Van de Schoor: ‘Tegen iemand die in Venetië naar het Piazzo San Marco is geweest, zeggen ze: ‘Maar ben je wel in dat kleine steegje geweest, waar nooit iemand komt en de was buiten hangt? Daar proef je de echte Italiaanse sfeer.’ Daarmee diskwalificeren ze de groep die volgens de burgerlijke Baedeker reist.’Het negeren van de highlights impliceert overigens geen goedkope manier van reizen. ‘Het is niet zo dat die reisgidsjes mensen uitnodigden om te gaan kamperen’, stelt Van de Schoor. ‘Je ziet dat aan de manier waarop ze aangesproken werden: er wordt gesproken over plekken waar de reiziger zijn auto kan parkeren of laten wassen. Aanbevelingen voor hotels zijn voor de allerbeste en duurste. Het waren mensen die het geld hadden om de reis te ondernemen zoals die in dat boekje stond. Het alternatieve zat niet in een gebrek aan luxe, maar in de andere manier van kijken. Opzettelijk verdwalen. Loop maar een eind en misschien zie je per ongeluk onderweg het Colosseum.’PretentieKunnen we uit de alternatieve reisgidsen van de jaren 30 nog lessen halen voor onze hedendaagse manier van reizen? ‘Ik denk het niet eigenlijk’, zegt Van de Schoor lachend. ‘Ze hebben - en dat maakt ze juist zo charmant - niet zo veel pretentie. Tegenwoordig belooft elke nieuwe reisgids iets te laten zien wat de andere nog niet verteld hebben. Een Geheimtipp heet dat in het Duits: dat wat alleen de plaatselijke bevolking weet. Een idyllisch meertje waar alleen de mensen uit de buurt gaan zwemmen. En dat wordt dan in een reisgids afgedrukt. Dat is natuurlijk nogal paradoxaal.’Toch kunnen we misschien wel iets met de onderliggende laag van zelfreflectie, denkt Van de Schoor. ‘Wie een verre reis gaat maken om daar allerlei diepe indrukken op te doen, is nog nooit fatsoenlijk met de trein van Berlijn naar Maagdenburg gereden, staat in een van de gidsjes, want al die indrukken kun je daar ook opdoen. Je kijkt uit het raam en ziet precies hetzelfde. De relativering van de wens om ergens anders te zijn en het nieuwe te zien, terwijl je toch eigenlijk steeds hetzelfde ziet, dat is misschien wel troostrijk in coronatijd: Blijf maar thuis, want het is toch overal hetzelfde.’In het artikel ‘De Nederlandse navolging van een Duitse reisgidsenreeks, Was nicht im Baedeker steht: Alternatieve verkenningen van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in Wat niet in Baedeker staat’ bespreekt Rob van de Schoor de reisgidsen in het kader van Sabine Boomers onderzoek naar nomadische reizen (Boomer, 2004). Je leest het hele artikel voor Internationale Neerlandistiek hier.Foto: Jay Wennington via Unsplash.