Nijmegen zonder Radboud Universiteit is nauwelijks denkbaar. Maar de onderwijsinstelling mag er meer voor de hele stad zijn. Dit blijkt uit een rondgang door universiteit en stad over de wederzijdse betekenis. “Zonder universiteit was Nijmegen een provinciale handelsstad geweest.”Kleine plukjes mensen, vooral ouderen, vinden op een doorde weekse namiddag hun weg door winkelcentrum Dukenburg. Het grote winkelcentrum is voor een deel gesloten en de panden in het deel dat open is, worden niet altijd gevuld door traditionele winkels.Eén ruimte heeft sinds vorig jaar een bijzondere huurder: de Radboud Universiteit. Om precies te zijn: de kwartiermakers van het project Studio Kanaalzone. Het project maakt een start in de kanaalzone van Nijmegen in een pand dat de universiteit deelt met andere lokale partijen, waaronder de gemeente. Op een woensdagmiddag half maart houdt milieusocioloog Simone Haarbosch kantoor in deze Radboud-dependance. Onderzoek doen voor én met de bewoners, aldus het adagium van de studio (zie kader). “We zetten enkele onderzoeksprojecten op waarbij de bewoners van de Kanaalzone ook duidelijk het doel zijn. Voor de mensen in juist deze wijken staan wetenschap, de gemeente, woningbouwverenigingen en andere instanties op een flinke afstand. Vaak heerst er een gevoel dat de mensen steeds van alles en iedereen iets moeten, maar dat er nooit echt iets voor hen gedaan wordt. Ook de wetenschap is er wat dat betreft te lang vooral voor de wetenschap geweest, ik voel een urgentie om onze agenda’s af te stemmen op wat mensen hier bezighoudt. We willen graag naar de mensen toe die we nog niet kennen. Bewoners en universiteit zijn onvindbaar voor elkaar.”Het haakt mooi aan bij de oprichtingsakte van de universiteit, stelt Haarbosch vast. “Er werden met deze universiteit kansen geboden aan katholieke jongeren die daartoe nog geen toegang hadden. Studio Kanaalzone past deze universiteit. Voor wie zíjn wij er als universiteit: daar draait het om. Ik wil er door middel van wetenschap zijn voor de mensen in deze wijken.”Studio KanaalzoneStudio Kanaalzone is een samenwerking tussen de Radboud Universiteit, de gemeente Nijme- gen en het Platform Nijmeegse Woningbouwcorporaties. Vanaf dit jaar wordt onderzoek verricht voor en door de inwoners en in- stanties in de stadsdelen rondom het Maas-Waalkanaal, grofweg: Dukenburg, Lindenholt, Hatert en Neerbosch-Oost. Wijkgebonden onderzoek vanuit de universiteit bestaat al, vaak op verre afstand. De gedachte is om dit onderzoek nu ten goede te laten komen aan de directe omgeving. Het kantoor in winkelcentrum Dukenburg biedt een kans op laagdrempelige ontmoeting met inwoners en instanties in de wijken, te meer daar de universiteit het winkelpand deelt met andere lokale partijen, zoals de energiefixers, een organisatie die huurwoningen op afspraak gratis verduurzaamt. De studio start met twee onderzoeksprojecten: als eerste een scenario-onderzoek naar de wijk van de toekomst, en welke investeringen er nu nodig zijn om zo’n omgeving idealiter in te richten. Als tweede gaan de partijen aan de slag met een geheel nieuw model van bewonersparticipatie, dat – anders dan nu – kan borgen dat alle groepen in de wijken worden gehoord.VliegwielWat zou Nijmegen zijn geweest zonder de vestiging honderd jaar geleden van de universiteit? Alle mensen die we spraken, hebben daar wel een beeld bij, veelal minder rooskleurig dan het beeld van de huidige stad.“Je weet natuurlijk nooit hoe de stad in honderd jaar zou zijn ontwikkeld zonder universiteit”, zegt burgemeester Hubert Bruls. “Ik zie dan een handelsstad voor me, van enig belang gezien de ligging aan de rivier tussen de Randstad en Duitsland. Overslag en logistiek zouden dan de sterke sectoren zijn geweest.”“De uitstraling van zowel de stad als de universiteit zou zonder elkaar minder ver reiken”, zegt Daniël Wigboldus, voorzitter van het college van bestuur. “Een universiteit opereert in voortdurende wisselwerking met de omgeving, met takken lopend van lokaal tot wereldwijd. Dat kan ze doen omdat ze stevig in haar directe omgeving is geworteld. Zo stevig, dat de universiteit niet meer denkbaar is zonder Nijmegen, en omgekeerd. Je kunt ons niet meer oppakken en zomaar ergens heen verplaatsen.”Emeritus hoogleraar Nico Nelissen, stadssocioloog en bestuurskundige, heeft een haast oneindige lijst met omissies in een Nijmegen zonder universiteit: geen Waalsprong, geen Malden, geen kloosters, geen hogeschool als buurman, geen science park, geen studentenflats, geen koosnaampje ‘Havana aan de Waal’, geen linkse meerderheid bij verkiezingen, geen florerende horeca in de Molenstraat, en veel minder of kleinere culturele podia. “Haal je al die puzzelstukjes weg, dan blijft er een stadje over van nauwelijks honderdduizend inwoners.”Simon Mamahit, expert in jeugdcultuur en werkzaam in de Nijmeegse en Gelderse muziekwereld. “Ik woon in het centrum van de stad. Elke avond zie ik een komen en gaan van jonge mensen. Zonder universiteit zou Nijmegen een slaperige Hanzestad zijn, gewoon een stadje in het oosten van het land.” En dan noemt Mamahit Zutphen en Deventer. “Of misschien iets als Zwolle. Overigens allemaal leuke steden, niks mis mee.” Ten slotte Dolly Verhoeven, bijzonder hoogleraar Gelderse geschiedenis. Zij ziet een Nijmegen voor zich als haar woonplaats Apeldoorn, gericht op dienstverlening, mogelijk met extra nadruk op de zorgsector.Maar een gelijkenis met Venlo snijdt eveneens hout, als stad aan de rivier. Ze maakt ook een relativering: ook steden zonder universiteit in de Gelderse regio maken al decennia een sterke groei door. “Met Apeldoorn als sterkste groeier, en ook Arnhem is de rivier overgestoken.” Nijmegen had ook zonder universiteit wel op de kaart gestaan. “Maar dan zonder de kwaliteit van een wat rebelse, jeugdige en dynamische stad, dat functioneert als een vliegwiel, want dat imago trekt weer mensen aan die dat aantrekkelijk vinden.”KennisstadEven wat cijfers: Nijmegen telt anno 2023 ongeveer 183.000 inwoners, de 200.000 wordt naar verwachting over enkele jaren aangetikt. De laatste wetenschappelijke studie over ‘Nijmegen zonder de universiteit’ dateert alweer van twintig jaar geleden, met als uitkomst dat de stad grofweg een derde van haar kapitaal dankt aan de universiteit, in brede zin: van inwonertal tot bedrijvigheid, van consumentenuitgaven tot culturele activiteiten. Kijkend naar inwonertal, zou Nijmegen zonder universiteit dus zo’n 60.000 inwoners inleveren, en even groot zijn als Ede en omstreken. Geen top-tien-stad in Nederland, maar nummer 25.Sociaal-geograaf Peter Vaessen, een van de auteurs van de studie uit 2005, noemt een paar plussen van de universiteit voor de stad. Niet alleen de bijdrages aan economie en cultuur, maar vooral ook de persoonlijke inzet. “Hoe meer studenten en medewerkers in de stad, hoe meer bijdrages aan bijvoorbeeld besturen en vrijwilligersorganisaties. Zo stroomt kennis naar de stad, en daar profiteert iedereen van. Omgekeerd is het culturele en woonklimaat in de stad belangrijk voor het aantrekken van getalenteerde studenten en wetenschappers. Zo houden stad en universiteit elkaar vitaal, stelt Vaessen. “Daarom is het zaak elkaars meerwaarde maximaal te kennen en te ondersteunen.”Hoe goed kennen we elkaar eigenlijk? Om te beginnen: wat weten de Nijmegenaren van de universiteit? Naar de kennis over de stad in heel Nederland heeft de gemeente in 2017 een imago-onderzoek verricht: een kwart van de Nederlandse bevolking kent Nijmegen als studentenstad (Nijmegen is beter bekend als Vierdaagsestad en als stad van bruggen en rivieren, de studenten komen op drie). “Dit percentage is in Nijmegen natuurlijk veel hoger”, zegt Bruls. “Iedereen in de stad zal weten dat hier een universiteit is. Al zal de bevolking dan eerder denken aan studentenstad dan aan kennisstad.” De onbekendheid met Nijmegen als kennisstad reikt volgens de burgemeester tot buiten de stadsgrenzen. “Zo kennen mensen Nijmegen helaas niet. Daar moeten we echt aan werken, ook om interessanter te worden voor investeerders.” Daniël Wigboldus onderstreept het wederzijdse belang van economische bedrijvigheid. Hij zit samen met Bruls en andere partners in een gebiedsoverleg voor de regionale investeringsagenda. Wigboldus noemt de spin-offs uit verleden en heden die voortkomen uit het Radboud-onderzoek, inmiddels tientallen bedrijven die samen goed zijn voor zevenduizend directe werknemers. Een bekende en vroege spin-off is GITP (toegepaste psychologie voor bedrijven en werknemers). De allergrootste spin-off is farmabedrijf Synthon, en een bekende onder de tientallen namen is SNP Natuurreizen. “Al die bedrijvigheid trekt weer nieuwe jonge mensen naar de stad”, zegt Wigboldus. “Die willen zich in deze omgeving nestelen. Zo ontwikkel je kennis met elkaar, en de komst van jonge mensen versterkt de vitaliteit en levendigheid.”Samen optrekkenHeeft de Radboud Universiteit, gezien haar bijzondere emancipatieopdracht, meer dan andere universiteiten een verantwoordelijkheid om zich om de eigen omgeving te bekommeren? Ja, zegt Daniël Wigboldus volmondig, wijzend op de missietekst van de universiteit: ‘Het bijdragen aan een gezonde vrije wereld met gelijke kansen voor iedereen’. “Dat doen we wereldwijd, maar begint vaak vooral in onze directe omgeving. Onze universiteit kan niet anders dan opereren in een constante wisselwerking met wat om ons heen gebeurt.” Hij wijst op de kamermarkt in de stad, het belang van de universiteit van een aantrekkelijke woonomgeving voor haar onderzoekers, op de stages die studenten in de buurt lopen, op de stad als veldwerkplek voor onderzoek. “Bovendien worden studenten en onderzoekers geprikkeld door de omgeving, door alles wat speelt en kan aansporen tot verder onderzoek.”Burgemeester Bruls ziet een opdracht voor de universiteit in de eigen omgeving. Als een van de grootste organisaties in de stad draagt de universiteit in aanzienlijke mate bij aan de groeistuipen. “Dan is het geen gekke gedachte om van de universiteit extra inspanningen te verwachten bij het nadenken over de ontwikkelingen in de stad. De universiteit leeft niet in een eigen bubbel.” Van het oprichtingsideaal – de emancipatie van het katholieke volksdeel – verwacht Bruls een eigentijdse invulling: “Met je onderzoek verbindingen leggen met zaken die de stad raken, inhaken op de problemen die er leven.”Dolly Verhoeven onderstreept de verantwoordelijkheid van de universiteit om bij te dragen aan de lokale leefbaarheid. “Je moet goed zorgen voor het leefklimaat van je studenten, mensen verwelkomen die hier komen werken. Samen optrekken met de stad geeft mensen het gevoel: we horen bij elkaar. Dat kan helpen bij het begrip, want irritaties zijn er ook, zoals de overlast van fietsen, de verkamering. Juist daarom moet je blijven uitdragen dat je voordeel hebt van elkaar.”In Studio Kanaalzone in Dukenburg legt Simone Haarbosch uit dat het soort onderzoek van de studio onlosmakelijk met de stad is verbonden: het betrekken van burgers bij stedelijke ontwikkelingen kan de universiteit nooit alleen. In de ruimte wijst ze op een grote kaart, met daarop kleurige draadjes die de netwerken in de wijken weergeven. “Om alle mensen te kunnen bereiken, moeten we samenwerken met woningbouwverenigingen, wijkcoördinatoren, vrijwilligers uit de wijken. Die komen al bij veel mensen thuis, die spreken hun taal. We zijn verbonden met de buurt, ook omdat we op langere termijn de effecten van ons onderzoek willen monitoren. Het is een proces van lange adem, van veel contacten leggen.”Nieuwe bruggenAlle gesprekspartners onderstrepen het belang van onderlinge trots, maar de schoen wringt, en ook daarover is iedereen het eens: haakt de universiteit aan bij alle groepen in de stad? Helaas niet, zo klinkt het in koor. Collegevoorzitter Wigboldus: “Wat mij het meest verontrust, is de kloof in de samenleving: hoe kun je ervoor zorgen dat heel Nijmegen baat heeft bij en trots is op de universiteit, niet alleen de bekende groepen.” Socioloog en bestuurskundige Nico Nelissen signaleert onvoldoende samenhang tussen campus en omgeving, zeker door het vertrek van de ene na de andere afdeling van de universiteit uit het centrum. “Alles is nu op de campus, dat versterkt het eilandkarakter. Mensen van buiten de universiteit ervaren de campus als een omheind gebied, waar ze niets hebben te zoeken, tenzij ze naar het ziekenhuis moeten. De kunst voor de toekomst is om nieuwe bruggen te slaan.”“De universiteit is er voor de ene groep in de stad meer dan voor de andere”, zegt Bruls. “Ze zou meer van iedereen kunnen zijn, als er meer verbindingen komen met de stad.” Verbind je meer dan nu aan lokale partijen, aldus zijn oproep: “Ga de stad in, bezoek de mensen in de wijkcentra.”Muziek in de oren voor Verhoeven: “Laat ons afspreken dat we de komende tijd jaarlijks een dag inruimen voor stadscolleges. Elke faculteit kan met kennis meerwaarde bieden aan de stad. De wijk acti- veren, sportterreinen exploiteren, we kunnen vaker initiatieven ontplooien waar de stad echt wat aan heeft.” Bruls pakt die handschoen graag op, al is het maar omdat begrijpelijke kennisoverdracht de trots aanwakkert. Hij wijst op de tentoonstelling dit jaar van het Valkhof Museum over het zwarte gat. “Dat hebben we toch maar mooi mede in dit stadje bedacht. Op het gebied van gezondheid gebeurt er gelukkig al veel, dat raakt iedereen.”Nelissen beveelt aan vaker mensen uit te nodigen voor evenementen op de campus. “Fysiek contact is de sleutel tot integratie, tot begrip.” Bruls ziet een valkuil in de onderlinge benadering, gezien de bubbel van de campus, het jargon van de academici, het idee dat ze het op de universiteit altijd beter weten. “Wil je gerespecteerd worden, dan moet je ook respect geven.”De burgemeester noemt als voorbeeld de wijze waarop de campus het identiteitsdebat aanvliegt, het gesprek over gender, het vermeende inclusieve taalgebruik dat juist anderen uitsluit. “Het gevaar is door te schieten. In de wijken wordt het niet begrepen, waardoor je de sociaal-culturele afstand niet overbrugt, eerder versterkt.”Ook Simon Mamahit ziet de kloof nog lang niet gedicht. Als deskundige in jongerencultuur ziet hij de scheidslijnen juist scherper worden. “Er is niet echt een verbinding met de stad. Juist in de huidige maatschappij vol onbegrip en polarisatie moet de uni een rol spelen. Bied de gewone mens een forum aan om te discussiëren en hou het niet onder academici onderling.” Mamahit verwijst naar Radboud Reflects: “Hartstikke toffe debatten, maar de thematiek is hoogdravend.” Praat niet óver de mensen in problemen, maar betrek ze bij de invulling van je debatten, en bij de keuze van de sprekers en podia. Zijn aanbeveling: “Minder ideologische gesprekken, al hebben wetenschappers daar een handje van, en meer investeren in contacten, bijvoorbeeld door het inzetten van ambassadeurs in de wijken.”Het ongenoegen over de kloof vindt inmiddels gehoor in Studio Kanaalzone: alle ballen op de verbinding. Wel zitten daar de nodige haken en ogen aan, weet Simone Haarbosch: de onderzoeken in de studio moeten gedegen worden opgezet. “Het blijft natuurlijk onderzoek, je kunt vooraf niet iets gaan beloven omdat je niet weet wat er uit gaat komen. Onderzoek is er juist om het onbekende te verkennen. We zijn er niet voor makkelijke oplossingen voor pasklare problemen, al kunnen zulke oplossingen wel voortvloeien uit onze projecten.” Een voorbeeld, inhakend op het onderzoek van de studio naar de wijk van de toekomst: als er uit eerste bevindingen naar voren komt dat veel mensen verlegen zitten om meer onderling contact, dan hoef je niet te wachten. “Dan kun je met alle partners gaan uitdenken of je al iets kunt organiseren met bijvoorbeeld huiskamercafés.”Bij de uitgang van winkelcentrum Dukenburg ligt de wijkbibliotheek. Er komt een man naar buiten, een kop koffie uit de bieb in de hand. Hij begint onmiddellijk een praatje. Wie te snel mensen in hokjes stopt, zou de man ‘verward’ kunnen noemen. Hij oogt boos, dringt aan, vuurt herhalende teksten af. “Waarom luistert er niemand?! Ik wil werken, maar kan niks doen! Ik zit vol met krachten, maar heb geen schild.” De ogen spuwen vuur. “Ik doe je niks hoor”, raadt hij de gedachte. “Ik wil werken. Ik heb krachten, maar geen schild.” Deze man wordt zelden gehoord, zoveel is duidelijk, maar mogelijk straks wel door iemand in Studio Kanaalzone.Dit artikel is geschreven door Paul van den Broek en Vincent Decates en staat ook in de speciale lustrumeditie van Radboud Magazine. De foto's zijn gekozen uit de collectie van de Radboud Universiteit. Personen op de foto hebben geen relatie tot dit artikel.