Op de Mongoolse steppe, ver van de bewoonde wereld en zonder stromend water of elektriciteit, behandelt tandarts Joost van Vlijmen elk jaar nomadenfamilies. ‘Mensen helpen’ was zijn drijfveer om 45 jaar geleden tandheelkunde te gaan studeren in Nijmegen. 'In mijn eigen praktijk doe ik er alles aan om een tand te behouden, maar dat kan hier niet.' 'Ik heb op veel plekken kiezen getrokken, maar nog nooit in een huiskamer.' Tandarts Joost van Vlijmen schuift de eettafel voor het raam. Behalve een enkel peertje is er geen elektrisch licht in de kamer. De schaduw van de bergen valt over het kleine huis. Buiten op het erf loeit een jak. Zijn assistente neemt het plastic tafelkleed af met een doekje. Zodra de patiënte binnenkomt, dirigeert de tandarts haar naar de geïmproviseerde behandeltafel. Gebaart dat ze kan gaan liggen. 'Does she have pain', vraagt hij aan de tolk. Ja, ze heeft pijn. De vrouw, die haar imposante zwarte laarzen bij de deur heeft uitgetrokken, wijst op haar wang. Gisteren heeft ‘dokter Joost’ bij haar een vulling geplaatst, nu vergaat ze van de pijn. Van Vlijmen legt aan de tolk uit dat hij er al bang voor was. Het gat zat diep. Terwijl hij het uitschraapte om ruimte te maken voor de vulling – boren gaat hier niet – merkte hij dat hij dicht op de zenuw zat. 'We have to take the tooth out', zegt hij nu. Het is dag vijf van een intense, tiendaagse trip naar Mongolië. We bevinden ons in het uiterste westen, dat ligt ingeklemd tussen Kazachstan, China en Rusland. Er zijn geen verharde wegen. Al eeuwen wonen hier nomaden die hun vee laten grazen op de oneindige steppe. De Kazachen vormen een etnische minderheid die het niet breed heeft. Hun bestaan is hard. ’s Winters daalt het kwik tot min veertig, en als de vorst vroeg inzet (‘dzud’), kan de helft van de kudde schapen of geiten doodvriezen. Gevolg: geen eten en geen wol om te verkopen. Het witgepleisterde huisje waarin Van Vlijmen zich over de tafel buigt, is het winterverblijf van een herdersfamilie en staat in het afgelegen dorp Sogog. Even verderop zijn een school en een slaapgebouw voor de nomadenkinderen. De tandarts heeft gisteren tientallen leerlingen behandeld in de school. Plus een aantal volwassenen. De kantinejuffrouw schoof haar grote dochters naar voren en ook managers en juffen openden gretig hun mond voor ‘dokter Joost’. Slechts één keer per jaar is hij hier; de dichtstbijzijnde lokale tandarts zit op ruim twee uur rijden en kost geld. De Nederlandse tandarts behandelt gratis. De patiënte op de eettafel was er gisteren dus ook. Ze geeft geen kik als Van Vlijmen een verdovingsspuit in haar bovenkaak zet. Ook het trekken van de kies ondergaat ze zwijgend. Van Vlijmen kreunt als de vrouw even later weer van de tafel klautert. Grijpt naar zijn rug. 'Dit werk is fysiek zwaar', zegt hij. 'We hebben geen tandartsstoel. Vaak zit ik op mijn knieën of sta ik gebogen boven een patiënt. Funest voor mijn rug.' Koeienvlaai Joost van Vlijmen (65) heeft al veertig jaar zijn eigen praktijk in de Nijmeegse Prins Hendrikstraat. Nadat hij in 1997 een oproep in het vakblad had zien staan om onbezoldigd tandheelkundige zorg in Nepal te bieden, stapte hij voor het eerst met een koffer vol vullingen en verdovingen in het vliegtuig. Inmiddels heeft hij zijn eigen stichting, Dhampus, die in Nepal en Mongolië actief is. 'Vorig jaar hebben we ons tienjarig bestaan gevierd', zegt hij. 'We proberen samen met lokale mensen health posts op te zetten, met aandacht voor tandheelkunde. Als we onze projecten bezoeken, verlenen we basale zorg. In mijn eigen praktijk doe ik er alles aan om een tand te behouden, maar dat kan hier niet. Er is geen elektriciteit voor een boor of een apparaat om de tanden droog te blazen. Het enige dat we doen, is fluorbehandelingen geven, kleine gaatjes vullen, kiezen trekken en mensen van hun pijn afhelpen.' Tijdens die eerste reis naar Nepal, vlak voor de eeuwwisseling, moest hij daar wel aan wennen. 'Ik herinner me dat ik in de mond van een patiënt keek. Mijn collega riep meteen: "Eruit met die kies!" Ik zei: "Die kun je toch nog repareren?" "Nee Joost, niet hier." Ik heb echt een knop moeten omzetten.' De woning waarin Van Vlijmen zijn ijzeren kist met tandheelkundige spullen weer inpakt, heeft geen stromend water. Het toilet is een gat in de grond, op zo’n vijftig meter afstand van de voordeur – wie hoge nood heeft, moet uitkijken onderweg niet in een koeienvlaai te stappen. De Amsterdamse gelegenheidsassistente Patty Voorsmit reinigt de gebruikte instrumenten met alcoholdoekjes (zo nodig worden ze gesteriliseerd in een snelkookpan). Vijftien jaar geleden had ze niet kunnen bedenken dat ze dit werk, in deze uithoek van de wereld, zou doen, vertelt ze. Voorsmit is Van Vlijmens partner en in het dagelijks leven onder meer organisator van de Libris Literatuur Prijs. 'In het begin wist ik niet wat hij bedoelde als hij de nummers van de tanden opnoemde.' Ze graait in een bak met tangen en haalt er twee tevoorschijn. 'Wist jij dat er voor elke kies een andere tang gebruikt wordt?' Als het even kan, reist ze met Van Vlijmen mee naar de Mongoolse steppe. Niet alleen om te helpen, maar ook om zich te vergapen aan het fascinerende landschap. 'Ik houd van die enorme weidsheid. Die zie je nergens anders.' Vuilnisbelt Na een paar uur hobbelen in een Russisch busje (type UAZ452), richt Van Vlijmen in een volgende school opnieuw een dental camp in. Nijmegenaren van de stichting Vrienden van Steppenomaden Mongolië (zie kader) helpen hem met sjouwen. Een voor een komen de kleuters huilend de behandelkamer binnen. De tolk – haar familie komt uit dit gebied – doet haar best om de kleintjes gerust te stellen. 'Ik weet niet waarom ze zo gillen', probeert de tandarts hoofdschuddend boven de herrie uit te komen. 'De gebitten die ik tot nu toe heb bekeken, zien er best goed uit.' De eerste keer dat hij in deze regio werkte, schrok hij zich kapot. Hij kreeg pussende monden in zijn stoel en zag kinderen met volledig rotte melkgebitten. 'Kleintjes die nauwelijks nog konden eten … Dat had ik in mijn Nederlandse praktijk nooit gezien.' Sindsdien geeft hij met zijn stichting voorlichting. Nieuwe kinderen vertelt hij dat ze moeten poetsen met een borstel en tandpasta. Op school krijgen ze poetsles. 'Ik zie echt vooruitgang.' Stichtingen werken samen aan betere zorg De stichting Dhampus (www.stichtingdhampus.nl) bestaat - naast Joost van Vlijmen - uit de Nijmeegse tandartsen Etienne Lamée en Eric Alkemade. Paul Ketelaar, docent communicatiewetenschap aan de Radboud Universiteit, zit eveneens in het bestuur. Dhampus probeert lokale tandartsen te binden aan de bewoners in achterstandswijken en berggebieden van Nepal en Mongolië. Daarnaast zet de stichting, samen met andere organisaties, health posts met tandheelkundige zorg op. In West-Mongolië werkt Dhampus samen met de Nijmeegse stichting Vrienden van Steppenomaden Mongolië (steppenomadenmongolie.nl). Deze kleinschalige stichting zet zich in voor het verbeteren van de levensomstandigheden van de nomaden. Gezondheidszorg is een van de aandachtsgebieden. De stichting is opgericht door onder anderen Astrid van der Looij, die in Nijmegen (tot 1993) sociale geografie van ontwikkelingsgebieden studeerde. Ze woonde met haar partner en kinderen enkele jaren in Mongolië. De twee stichtingen trekken samen op. Tijdens de hiernaast beschreven reis (6-16 september) naar Sogog, Ulaankhus en Dayan waren vertegenwoordigers van zowel Dhampus als Vrienden van Steppenomaden aanwezig. Alle deelnemers betaalden hun eigen reiskosten, zodat alle opgehaalde fondsen volledig konden worden besteed aan hulp. De afgelopen jaren heeft hij een bijscholingscursus gegeven en zijn twee lokale tandartsen uit de regionale hoofdstad Ulgii bereid gevonden zijn werk voort te zetten. Elk kwartaal bezoeken deze Mongoolse collega’s de schoolkinderen. De bedoeling is dat Dhampus, dat de kosten van deze bezoeken betaalt, zich over een paar jaar terugtrekt uit dit gebied. 'Waar ik mismoedig van word, is dat er in deze cultuur zo ontzettend veel snoepgoed rondgaat. Als je ergens gaat eten, staan er standaard zuurtjes en toffees op tafel. Bij evenementen strooien de oma’s ermee. Op dat gebied is er nog wel een taak voor mij weggelegd. Als we bij families overnachten, blijf ik erop hameren dat snoep heel slecht is. Dan wordt er wat schamper gelachen, maar ik denk toch dat de boodschap overkomt. Je kunt niet verwachten dat je zoiets in een paar jaar verandert. Daar gaat misschien wel vijftien jaar overheen.' Mongolië is het dunst bevolkte land ter wereld. Van de drie miljoen inwoners woont ruim de helft in de sterk vervuilde hoofdstad Ulaanbaatar. Steeds meer nomaden ruilen hun rauwe levenswijze op de steppe in voor een stads bestaan met centrale verwarming, betere gezondheidszorg en een school om de hoek – probleem is alleen dat er veel te weinig banen zijn. De herders die achterblijven, krijgen nauwelijks steun van de overheid. Van Vlijmen haalt er voldoening uit juist die marginale groep te helpen. 'De wereld een beetje beter maken …', noemt hij het. Vanuit datzelfde ideaal werd hij meer dan veertig jaar geleden tandarts. Als tiener zag hij een toekomst als ‘witte jas’ al zitten, alleen wist hij nog niet welk soort dokter hij wilde worden. Dat veranderde tijdens een vakantie in Denemarken. Joost, een hbs-jongen uit Dordrecht, verging van de tandpijn. Hij meldde zich bij een praktijk, waar hij van de vrouwelijke tandarts een zenuwbehandeling aan zijn snijtand kreeg. “Ik zie nog voor me hoe aan het vijltje waarmee zij in mijn mond had gezeten opeens een zenuw hing te bungelen”, vertelt hij tijdens een wandelingetje over de glooiende Mongoolse graslanden. 'Dus dát was wat die ontzettende pijn had veroorzaakt. Ik kreeg een noodvulling en kon weer naar buiten. Ik weet nog dat ik over de markt liep en een tros druiven kocht. Het was ongeveer hetzelfde weer als nu – zon en een blauwe lucht – en ik ging op een bankje zitten. Die druiven at ik zo van de tros, iets wat ik voor de behandeling absoluut niet kon. Ik vond dat zo mooi: door een ingreep van nog geen halfuur was ik weer een heel gelukkig mens. Toen wist ik: ik word later tandarts.' Na zijn afstuderen en aansluitende diensttijd, begon hij zijn eigen praktijk aan de Prins Hendrikstraat. Nog ruim tien jaar bleef hij daarnaast als assistent bij de afdeling conserverende tandheelkunde werken op de universiteit. Inmiddels is hij op een leeftijd dat hij moet denken aan afbouwen. 'Ik wil tot mijn 67e fulltime doorgaan, en daarna minderen', zegt hij. Liefst brengt hij dan meer tijd door in gebieden waar zijn hulp nodig is. 'Nu vlieg ik altijd direct terug, omdat mijn praktijk dicht is als ik weg ben. Maar ik zou graag wat meer zien van de landen waar ik werk.' Het boeddhisme, zowel te vinden in Mongolië als in Nepal, heeft een grote aantrekkingskracht op hem. Thuis mediteert hij elke ochtend. 'Ik heb nog een paar jaar in de avonduren religiewetenschappen gestudeerd aan de Radboud Universiteit. Maar ik heb het niet afgemaakt. Het lukte me niet de studie te combineren met mijn werk. Ik hoop het nog eens op te pakken.' Van Vlijmen piekert er niet over te stoppen met het behandelen van patiënten in het buitenland. De omstandigheden mogen dan primitief zijn, hij houdt van improviseren. Een paar jaar geleden behandelde hij patiënten op de vuilnisbelt van Ulaanbaatar. Liet hij de patiënten plaatsnemen op de bumper van het Russische busje waarin hij zich verplaatste. En het mag dan vreemd klinken, hij houdt er gewoon van kiezen te trekken. 'Hoe bloederiger, hoe beter. Mijn Nederlandse patiënten weten dat. Er zijn er al een paar die me hebben beloofd dat ik hun verstandskiezen mag verwijderen op de laatste dag voor mijn pensioen.' Hij schiet in de lach. 'Ja, dat vind ik echt hartstikke leuk. Het vergt handigheid, durf, kennis. Het kost veel tijd en levert weinig op, daarom verwijzen tandartsen vaak door naar de kaakchirurg. Maar ik vind het een aangename aanvulling op vele vullingen en controles die je op een dag doet.' Jerrycan Op de zevende dag van de reis is de steppe ’s ochtends helemaal wit. De schapen van de herdersfamilie bij wie we logeren, liggen buiten op een bedje van sneeuw. Kazachse mannen verlaten in dikke jassen de ger (het Mongoolse woord voor joert), waar we de nacht hebben doorgebracht. Ze maken hun paarden in orde om met hun kuddes op zoek te gaan naar een vers grasland. Van Vlijmen poetst zijn tanden in de ijle lucht – we zitten in de regio Dayan op ruim drieduizend meter hoogte – en warmt daarna zijn handen aan het opgestookte vuur. Hij laat zijn ogen door de tent gaan. 'Hoe gaan we dit doen, jongens?' Hij zoekt een behandeltafel voor vanmiddag, als patiënten te paard en op brommers naar deze ger komen. Het meest geschikt lijkt een kleurrijke bank waarop een van de teamgenoten vannacht heeft geslapen. Bij de stoof in het midden van de tent is de vrouw des huizes begonnen met het bereiden van een vers geslacht schaap. Van Vlijmen bekent dat hij helemaal niet van schaap houdt, maar het is nu eenmaal de manier waarop de gemeenschap hem bedankt voor zijn diensten. 'In deze cultuur moet je de hele dag eten...' Hij vraagt of er een stoel is waarop hij kan zitten tijdens het behandelen van de patiënten. Helaas. De tandarts krijgt een lege jerrycan toegewezen, hij kan er een kussentje op leggen. Hij glimlacht. 'Tuurlijk, een jerrycan… Kan ook.' ‘Dokter Joost’ zet zijn mondkapje op, strekt zijn rug en wacht op nieuwe patiënten. Levensloop Geboren: Delft, 1954 Studie: Tandheelkunde (1972-1978) Loopbaan: Tandarts in militaire dienst, vervolgens eigen praktijk in Nijmegen, gelijktijdig assistent bij de afdeling conserverende tandheelkunde aan de universiteit. Van Vlijmen was ook actief als forensisch tandarts. In 1997 raakte hij betrokken bij de stichting NOHS )Netherlands Oral Health Society, in 2008 begon hij met zijn eigen stichting Dhampus. Overig: vader van vier kinderen en een pleegkind. Tekst en foto's: Annemarie Haverkamp. Dit artikel verscheen eerder in Radboud Magazine.