Koloniale systemen hadden ingrijpende gevolgen voor kinderen in gekoloniseerde gebieden, die tot op de dag van vandaag doorwerken. Onderzoekers Marit Monteiro, Maaike Derksen en Marleen Reichgelt gaan hun onderzoek daarover vertalen naar lesmateriaal voor het basisonderwijs. ‘Het is goed als kinderen leren dat hun leefwereld mede is gevormd door onze koloniale geschiedenis.’ Jaarlijks worden drie Radboud Science Awards uitgereikt aan drie onderzoeksprojecten van de Radboud Universiteit. Winnaars ontwikkelen samen met onderwijsexperts lesmateriaal over hun project voor kinderen uit groep 7 en 8. Een van de winnaars van dit jaar is het project van prof. dr. Marit Monteiro, dr. Maaike Derksen en Marleen Reichgelt MA van het Radboud Institute for Culture and History (RICH). Met hun onderzoek proberen zij de stilte over de impact van ‘beschavingsoffensieven’ op lokale kinderen in voormalige Nederlandse koloniën te doorbreken. Het is een onderwerp waaraan volgens de drie onderzoekers in het basisonderwijs nog maar weinig aandacht wordt besteed. Reichgelt: ‘Ik heb gekeken naar wat er in het Jeugdjournaal zoal aan zware, historische thema’s aan bod komt. Het slavernijverleden wordt bijvoorbeeld wel besproken, maar ons koloniale verleden als zodanig eigenlijk niet. Daar was ik zelfs wel een beetje verbaasd over. Want als je het over slavernij hebt, dan moet je ook wel duidelijk maken hoe wij daar als Nederland precies bij betrokken waren.’ Kinderen in koloniale context In het onderzoek van Monteiro, Derksen en Reichgelt gaat het specifiek over kinderen. Internationaal onderzoek laat zien hoezeer kinderen het middelpunt vormden voor koloniaal beleid. Doel van dat beleid was om via allerlei interventies controle te verwerven en te behouden over de lokale bevolking. Behalve met geweld gebeurde dat ook via ‘softere’ praktijken, zoals opvoeding en onderwijs. Ook in de voormalige Nederlandse koloniën werden lokale kinderen in internaten, weeshuizen en andere instellingen gescheiden van hun ouders, gemeenschap en cultuur opgevoed en geschoold. Doel was om ze te ‘verwestersen’. Monteiro: ‘Deze praktijk werd als humanitair gepresenteerd: lokale kinderen zouden hulp nodig hebben, ‘gered’ moeten worden van hun omgeving.’ Protestantse zendelingen en katholieke missionarissen spanden zich hiervoor in binnen die instellingen voor opvoeding en onderwijs. Internaat voor Javaanse meisjes in Mendut. Bron: Sint Claverbond 40 (1928), p. 181 & Franciscanessen Semarang Het is een heel complex verhaal, benadrukt Monteiro. ‘Zeker nu de ‘residential schools’ voor First Nations’ kinderen in Canada, die tot 1996 hebben bestaan, zo in het nieuws zijn, is het de vraag hoe lokale kinderen in de voormalige Nederlandse koloniën precies van hun ouders en gemeenschap gescheiden raakten. Voor Nederlands-Indië geldt dat we daar gewoon nog te weinig van weten om die vraag te beantwoorden. Sommige kinderen werden aan de ouderlijke macht van hun (Javaanse) moeder onttrokken, andere kinderen werden door hun ouders (al dan niet tijdelijk) ondergebracht in een weeshuis, omdat ze niet voor hen konden zorgen. Meer onderzoek is belangrijk, waarbij we het humanitaire karakter van zulke interventies, in termen van ‘redden’ of ‘helpen’ kritisch moeten wegen. Die interventies hebben diepe sporen nagelaten in de levens van betrokken kinderen, hun ouders en bredere gemeenschap.’ Heden Dat onderzoek is niet in de laatste plaats belangrijk omdat het ook onze huidige maatschappij heeft gevormd: de maatschappij waarin de basisschoolkinderen van nu leven. Derksen: ‘Dat besef groeit. Ook in Nederland leven mensen die als kinderen in die instituten zaten. Dat vanuit een historisch perspectief benaderen, helpt het gesprek in de klas over vandaag.’ Missiebusjes werden bij winkels, bedrijven en scholen geplaatst om geld om te halen ten behoeve van het missiewerk. Bron: Erfgoed Centrum Nederlands Kloosterleven, VW-P013-001 Juist ook omdat eigenlijk vergelijkbare humanitaire projecten nog steeds bestaan. ‘Neem als voorbeeld een sponsorloop voor een basisschool in Nigeria’, zegt Monteiro. ‘Daarvan kun je denken: het is goed voor onze kinderen om zich daarvoor in te zetten, want ze moeten verder kijken dan hun eigen wereld, waarin ze het zo goed hebben. Maar leren ze dat daardoor? Of dragen zulke projecten onbedoeld bij aan een soort moreel superieur zelfbeeld: wij gaan die ‘arme’ kinderen helpen zodat ze kunnen leven zoals wij leven. We kunnen maar moeilijk omgaan met het gegeven dat het in andere delen van de wereld soms gewoon anders georganiseerd is en dat dat niet per definitie betekent dat het dan ook slechter is.’ Reichgelt knikt: ‘Het zou heel mooi zijn als wij met ons lesmateriaal basisschoolleerlingen kunnen laten zien wat humanitaire interventies – toen, maar ook nu – doen met verhoudingen.’ Lesmateriaal Koloniaal verleden, humanitaire interventies, moreel superioriteitsgevoel; het zijn grote woorden voor basisschoolkinderen. Om het begrijpelijk te maken voor basisschoolleerlingen gaan de drie onderzoekers aan de slag met leraren uit het basisonderwijs en het Wetenschapsknooppunt om het onderzoek om te zetten naar concrete activiteiten. Een belangrijk onderdeel daarvan wordt een onderzoekscomponent. Monteiro: ‘Wat ons betreft start het met de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen: hoe zit dit, wat voor verhaal zit daarachter? We hebben fantastisch mooi materiaal bij het Katholiek Documentatiecentrum en het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in Sint Agatha. We willen ook naar die locaties gaan, waar kinderen zelf kunnen snuffelen in bijvoorbeeld fotoalbums, doopbewijzen en correspondentie uit die tijd.’ Derksen: ‘Dat wij de koloniale geschiedenis door de lens van kinderen van toen aan kinderen van nu kunnen laten zien, maakt het heel herkenbaar.’ Daarbij willen de onderzoekers moeilijke woorden vooral niet uit de weg gaan. Monteiro: ‘Je moet niet van tevoren al op je hurken gaan zitten. Als we het hebben over een beschavingsoffensief, dan benoemen we dat ook zo. Dan kunnen leerlingen vragen stellen. Kinderen kunnen veel, hoor. Je moet ze niet onderschatten.’ Team Prof. dr. Marit Monteiro is hoogleraar cultuur- en religiegeschiedenis. Ze coördineert met twee collega-onderzoekers het internationale onderzoeksnetwerk ‘Children as objects and agents of change’ (COAC), dat zich richt op de analyse van koloniaal-missionaire strategieën ten aanzien van kinderen. Dr. Maaike Derksen is docent bij de opleiding geschiedenis. Zij promoveerde op 15 juni jl. op een historisch onderzoek naar de katholieke missie in Nederlands-Indië, waarin zij laat zien hoe nauw en direct deze missie verweven was met koloniale machtsstructuren. Marleen Reichgelt MA analyseert voor haar promotieonderzoek een omvangrijke collectie missiefotografie om de positie van kinderen betrokken bij de katholieke missie op toenmalig Nederlands-Nieuw-Guinea tussen 1905 en 1962 te bestuderen. Foto boven artikel: MChe Lee via Unsplash.