Kunst kan troost bieden of voor afleiding zorgen. Maar het is méér dan dat. Ann Demeester verzet zich fel tegen een functionele kijk op kunst. Kunst is voor geestverruiming, vindt de directeur van het Frans Hals Museum en bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit. 'Een evenwichtige maatschappij is niet enkel functioneel. We zijn niet alleen lichaam, maar ook geest.' 'Een museum leiden in tijden van corona is als wadlopen. Je probeert vooruit te kijken, maar alles is onzeker. We zien een overkant, we weten dat we niet gaan verzuipen, maar we weten niet wat we onderweg aantreffen, waar we gaan wegzakken.' Ann Demeester (45), directeur van het Frans Hals Museum in Haarlem, doet haar naam eer aan. Met woorden schildert ze meesterlijke beelden. Op het moment van het interview, begin november, is het museum gesloten vanwege de extra coronamaatregelen. Demeester houdt ‘al lopend over het wad’ de moed erin. De eerste lockdown, in het voorjaar, was een schok, vertelt ze. Het museum lag erbij als een melancholisch spookhuis. Deze tweede keer heeft ze er met haar team op geanticipeerd. De sluiting kwam niet onverwacht. Tegelijkertijd worstelt ze ermee dat het beleid steeds verandert. 'Het is deurtje open, deurtje dicht. We moeten telkens in een andere modus. Dat is voor velen totaal uitputtend.' Zelf lijkt de Vlaamse er minder gebukt onder te gaan. Ze houdt er rekening mee dat het virus niet zomaar verdwijnt en dat het museum misschien wel langer dicht zal blijven dan de aangekondigde twee weken. 'Je moet gewoon meebewegen, als dansend zeewier. Als leidinggevende in crisistijd kun je geen rigide persoonlijkheid hebben.' Kunst als verbinding Het is maandagmorgen als we hebben afgesproken voor een Zoom-interview. 'Vandaag is mijn vergaderdag, het is moeilijk om dan heel poëtisch te zijn', zegt ze verontschuldigend aan het begin van het gesprek. Toch hoeft ze over geen enkele vraag lang na te denken. In zinnen volgepakt met beeldspraak verhaalt ze in rap tempo over hoe ze eigenlijk door toeval in de kunstwereld terechtkwam, over haar ambities als bijzonder hoogleraar en over de functie van kunst in de maatschappij. Behalve directeur van het Frans Hals Museum is Demeester sinds april 2020 ook één dag per week bijzonder hoogleraarKunst en cultuur aan de Radboud Universiteit. Ze bekleedt de Anton van Duinkerkenleerstoel, vernoemd naar de dichter, essayist en literatuurhistoricus die van 1953 tot 1968 als hoogleraar aan de Nijmeegse universiteit werkte. Haar leeropdracht draait in wezen om verbinding. Demeester wil een brug slaan tussen de universiteit als kennisinstituut en het museum als arena voor de kunst. Door colleges, symposia en seminars wil ze studenten in contact brengen met de wereld van musea. In de museale praktijk is er volgens Demeester veel thinking by doing. Aan de universiteit wordt doorgaans juist op een metaniveau gereflecteerd. Die twee werelden kunnen volgens haar veel van elkaar leren, in wat ze noemt de uitwisseling tussen “dagdagelijksheid” en “abstrahering”. Met haar optredens in tv-programma’s als Buitenhof en Mondo en haar filmpjes op YouTube probeert ze ook aan te tonen dat die twee werelden elkaar niet hoeven uit te sluiten. 'Je kunt theoretisch én pragmatisch zijn, je kunt kunstenaars faciliteren bij hun producties en tegelijkertijd kritisch reflecteren op hun werk.' Daarnaast hoopt ze als bijzonder hoogleraar nieuwe inzichten op te doen over de verbinding tussen oude, moderne en hedendaagse kunst. Demeester is enthousiast pleitbezorger van zogenoemde ‘transhistorische tentoonstellingspraktijken’. Daarin worden kunstwerken en ideeën met elkaar gecombineerd uit verschillende tijdperken en geografische of culturele zones. 'Dat kan op allerlei manieren. Zoals zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst naast hedendaags conceptueel werk, of religieuze christelijke voorwerpen uit de middeleeuwen in combinatie met Oudijslandse poëzie. Of kelims uit het hedendaagse Iran en Khmer-sculpturen uit het Cambodja van de negende tot de dertiende eeuw.' Een museum is traditioneel een negentiende-eeuws product van kunsthistorisch denken, licht de museumdirecteur toe. De kunstgeschiedenis classificeert kunstwerken op basis van stijl en periode, en in musea hangen werken van een specifieke stroming of specifiek tijdvak vaak bij elkaar. 'Daardoor is er een soort artistieke apartheid ontstaan. Kunstwerken zijn met harde grenzen en hiërarchisch van elkaar gescheiden. Waar het kunsthistorische vaak staat voor scheiding, staat het transhistorische voor vermenging. Het legt associaties tussen voorwerpen en verhalen die je op het eerste gezicht niet met elkaar in verband zou brengen. En opent zo nieuwe, soms verrassende zienswijzen.' In haar eigen Frans Hals Museum hangt ze dan ook kunstwerken uit verschillende tijden en stromingen tegenover of naast elkaar. 'Het is een beetje cliché, maar elk kunstwerk is een gesprekspartner. Ze gaan een woordeloze dialoog met elkaar aan als je ze naast of onder elkaar hangt in een ruimte.' Het Frans Hals bezit een slordige 18.000 ‘gesprekspartners’: schilderijen van ‘huismeester’ Frans Hals en vele andere oude meesters uit de zestiende en zeventiende eeuw, maar ook moderne en hedendaagse werken. Zo heeft Demeester zeventiende-eeuwse voedselstillevens van Willem Claeszoon Heda gecombineerd met een hedendaags fotografiewerk van de Nederlandse kunstenaar Anne de Vries, vertelt ze. Op de Haarlemse stillevens staan producten afgebeeld die uit alle hoeken van de wereld naar de Spaarnestad werden getransporteerd. Aardewerk uit China, specerijen uit de Indische archipel en tapijten uit Perzië. 'Een etalage van de rijkdom van die tijd. Maar tegelijkertijd zijn de stillevens ook een document van de Nederlandse expansiedrang, van een ondernemend en veroverend volk. Als de republiek geen koloniale en handelsmacht was geweest, hadden deze schilderijen er totaal anders uitgezien. Dan zouden er alleen appels, kaas en bier op staan en geen peper en zout, geen wijn, Chinees porselein of Perzische tapijten.' Het hedendaagse stilleven van Anne de Vries is ook afhankelijk van een globaal handelsnetwerk, legt Demeester uit. Het werk – een digitale foto van een avocado, een appel en een limoen tegen een achtergrond van tekst – toont zijn eigen maakproces. De tekst beschrijft de hard- en software die nodig waren om de print van deze foto mogelijk te maken. Een blik op de lijst vertelt ons dat bedrijven uit Japan, India, de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland indirect hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de print. 'Er is een hele wereldreis gemaakt om dit eenvoudige stilleven mogelijk te maken.' 'Artistieke bastaardsdochter' Als je het enthousiasme of liever het fanatisme ervaart waarmee Demeester op literaire wijze vertelt over de achtergrond en betekenis van kunstwerken, bekruipt je het gevoel dat ze de kunst met de paplepel kreeg ingegoten. Niets is minder waar. Demeester (1975), geboren in Brugge, opgegroeid in het West-Vlaamse De Haan en Oostende, komt niet uit een academisch gezin. Haar ouders waren allebei belastingambtenaar. Kunst en cultuur speelden geen grote rol in haar opvoeding. Die persoonlijke achtergrond, zegt ze, sterkt haar in haar overtuiging dat kunst – anders dan veel mensen denken – geen elitaire bezigheid is. 'Kunst hoeft niet in je DNA of je achtergrond te zitten. Het is niet alleen voor een bepaald soort mensen. Het is iets wat iedereen kan ontdekken.' Onderwijs en toevallige ervaringen hebben haar naar eigen zeggen op het artistieke pad gebracht. Een collega van haar moeder deed aan amateurtoneel. Hij gaf haar een abonnement cadeau op De Witte Raaf, een tijdschrift over beeldende kunst in Nederland en Vlaanderen. Ook weet ze nog dat haar stiefvader tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk van haar ‘gezeik’ af wilde zijn. Ze had een hekel aan het strand en zat in een newwaveperiode, daar hoorde bij dat ze graag bleek wilde blijven en niet wilde zonnen. 'Hij dumpte me gewoon in het Musée Matisse.' Dat museum in Nice hangt vol met werken van de naamgever. Ze genoot ervan. Toch raadden haar ouders haar af om kunstgeschiedenis te studeren. Een praktische opleiding leek hen zinniger. Het werd uiteindelijk Germaanse filologie (taal en cultuur) aan de Universiteit Gent. Na haar opleiding koos ze voor de journalistiek en werd ze literair redacteur bij de Vlaamse kranten De Morgen en De Tijd. Al snel schreef ze ook over beeldende kunst. Kort daarna ontdekte de beroemde Belgische museumdirecteur (van S.M.A.K. in Gent) en curator Jan Hoet haar. In een interview in het Belgische actualiteitenmagazine Knack noemde ze zich zijn ‘artistieke bastaarddochter’. Hij heeft haar geslepen, zei ze. Onder zijn supervisie – ‘een soort paramilitaire training’ – leidde ze verschillende tentoonstellingen in België en Duitsland. Later verkaste Demeester naar Nederland, waar ze directeur werd van de Amsterdamse kunstcentra W139 en De Appel. Sinds 2014 staat ze aan het hoofd van het Frans Hals Museum. Wat trok u zo aan in de kunst? 'Ik denk de mogelijkheid van het verkennen van parallelle werelden. Kunst laat de gelaagdheid van de werkelijkheid zien. Ik herinner me – in mijn tijd als literair redacteur – een interview met schrijfster Jeanette Winterson in 2000 voor (toen nog) De Financieel-Economische Tijd. Winterson trok een parallel tussen de werkelijkheid en het werken op een computer, waarbij je vaak meerdere vensters tegelijk open hebt staan. Je werkt maar in één zo’n venster, maar daarachter liggen een heleboel andere frames, onbenutte mogelijkheden. Kunst biedt ons de mogelijkheid om het dominante frame van de dagelijkse werkelijkheid – dat bepaald wordt door veronderstellingen, vaste opvattingen en vooroordelen – tijdelijk af te sluiten en in een andere wereld binnen te treden. Zo laat kunst zien dat de werkelijkheid gelaagd is, het is niet één ding.' Om die gelaagdheid te onderstrepen, ontsnapt een trein aan analogieën uit Demeesters associatieve brein. Kunst als caleidoscoop ('je kijkt naar hetzelfde, maar ziet het telkens anders') of kunst als röntgenogen ('met röntgenstralen kun je meerdere lagen van een schilderij zien, kunst doet dat met hoe je naar de werkelijkheid kijkt'). Leidt kunst dan tot een beter begrip van de werkelijkheid? 'Nee, dat betekent niet per se dat je het beter begrijpt of meer inzicht hebt in de realiteit. Kunst is juist vaak iets vreemds, waarvan je niet meteen ziet wat het is. Dat kun je ervaren als een bedreiging of het kan fascinatie oproepen. Zo traint kunst ons in het omgaan met het niet onmiddellijk begrijpbare. Dat kan een ander mens zijn, een andere cultuur of een ‘nieuwe’ werkelijkheid, zoals corona. Kunst versterkt je mentale flexibiliteit, je geestelijke lenigheid. 'Ik streef ernaar dat het Frans Hals een plek is waar je tijdelijk zo’n binnenwereld instapt om beter te leren converseren met de woelige buitenwereld. Het moet een oase zijn – waar kijken naar kunst aangenaam is – maar ook een emancipatiemachine, waar het publiek leert om beelden te lezen en om te gaan met wat niet meteen begrijpelijk is, binnen de kunst en in de werkelijkheid.' Zijn musea niet vooral een plek waar mensen troost en afleiding vinden? 'In deze tijden van corona biedt het museum inderdaad de kans om even te ontsnappen aan de actualiteit, waarin alles draait om de pandemie. Kunst biedt nu vooral schoonheid, troost en escapisme. Het museum is nu het spreekwoordelijke hutje op de hei, waarin je kunt denken: laat de wereld buiten maar razen. “Toch, als kunst alleen die escapistische functie blijft vervullen, zou dat een enorm verlies zijn. Kunst kan zoveel meer bieden. Pre-corona waren musea stilteplekken voor de kunst, maar ook maatschappelijke centra die een rol wilden spelen in sociopolitieke discussies. Bijvoorbeeld over ongelijkheid of over hoe we als mens met het milieu omgaan. Waar musea ooit oorden van rust en contemplatie waren, zijn het nu ook sportscholen voor de geest. Centra voor geestverruiming en nieuwsgierigheid. Ik begrijp het verlangen naar escapisme, naar een adempauze, maar straks moeten de deuren naar de werkelijkheid wel weer open!' Sportscholen voor de geest? Krijgen we door kunst een gezondere en vreedzamere samenleving? 'Verwacht geen wonderen. Kunst is geen paracetamol, geen aspirine. Het biedt geen pasklare oplossing voor maatschappelijke problemen. Anders gezegd, als je als kunstenaar bijvoorbeeld een activistisch werk maakt over de Palestijnse kwestie, verandert dat niet de situatie in het Midden-Oosten.' Toch is dat soort werk belangrijk, vindt Demeester, omdat het een ander perspectief biedt. 'Het zet aan tot een andere manier van denken dan wanneer je naar een reportage of een documentaire kijkt.' Zo klinkt het alsof kunstenaars heel belangrijk zijn. Toch staan ze niet op de lijst van cruciale beroepen? Nuchter: 'Dat klopt. Veel kunstenaars zitten nu dan ook in financieel zwaar weer. Anderzijds staan zorgmedewerkers wél op die lijst, zonder goede arbeidsomstandigheden. Ook bij kunstenaars blijft het te vaak bij een warm hart. Er zijn veel steunregelingen voor instituten, maar voor individuele kunstenaars is er bitter weinig perspectief.' Demeester lijkt niet het type dat snel boos wordt. Ze maakt een vriendelijke en gecontroleerde indruk. Toch wordt haar toon feller als het gaat over de Nederlandse scepsis ten aanzien van kunst en cultuur. 'Hier heerst al langer het idee dat kunst een soort luxueuze bijkomstigheid is, niet-eetbare kaviaar. In België, Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië is dat anders. Daar leeft het besef dat kunst onderdeel is van onze innerlijke beschaving. Waarom Nederlanders zo sceptisch zijn, weet ik niet. Ik ben natuurlijk geen socioloog, maar ik denk toch dat de eeuwenoude koopmansgeest een rol speelt. Als het niet onmiddellijk rendeert, is het niet relevant.' Maar corona gaat er niet van weg, merkte een bevriende kunstenaar van mij onlangs relativerend op. 'Dat klopt, maar kunst heeft ook geen louter utilitaire functie. Beeldende kunst is er niet voor het wegnemen van een bepaalde kwaal. Dat geldt trouwens ook voor muziek, literatuur, film, graffiti, urban dance en religie. Maar je kunt een maatschappij niet louter functioneel inrichten. Het gaat er niet alleen om dat we eten en drinken hebben, gezond zijn en een huis hebben. We zijn niet alleen lichaam, maar ook geest. Die moet je stimuleren, anders krijg je op den duur absoluut afstomping. 'Dat er in tijden van crisis niet geïnvesteerd kan worden in kunst, begrijp ik. Tegelijkertijd vraag ik me af wat er gebeurt als je het allemaal weghaalt. Dan verlies je een besef van je verleden én word je louter een lichamelijke machine die gericht is op overleven.' Fel: “We mogen toch wel iets meer van het leven verwachten? Ik ben niet religieus, maar ik ben blij dat er kerken, synagogen en moskeeën zijn en dat mensen een additionele betekenislaag aan het leven geven. 'Misschien houdt die vijandige houding ook wel verband met de huidige focus op de eigen identiteit en het uitsluiten van ‘de ander’. In Europa leven we nu in een tijd waarin we steven naar een duidelijke (nationale) identiteit – wie zijn wij, wie zijn we niet, wie of wat hoort wel bij ons en wie niet? Terugkomend op de transhistorische tentoonstellingspraktijken, die gaan tegen precies die beweging in, want transhistorisch staat voor pluraliteit. Er is niet één canonieke Geschiedenis met een hoofdletter, maar er zijn vele geschiedenissen, vele verhalen over het verleden.' Kan kunst zo voor meer verbinding zorgen? 'Ik weet niet of het uiteindelijk verbindend tussen mensen werkt, maar het transhistorische nodigt de kijker wel uit om nieuwe verbanden te zien. Om verder te kijken dan ‘het begrijpen’. Vaak ervaren mensen het museum als een soort escaperoom: ze hebben het gevoel dat ze codes moeten kraken, de juiste oplossing vinden, het raadsel ontsluieren. Maar het gaat wat mij betreft om de beleving, niet in de zin van spektakel en sensatie, maar om het toelaten van het subjectieve, het irrationele en het mysterieuze. Je bent bij het kijken dus niet aan het decoderen, maar gaat in gesprek met de kunstwerken, en hopelijk ook met elkaar.' Op het moment van schrijven is het museum weer open. Toch blijft het nog wel even wadlopen voor Demeester. Covid-19 laat zich niet zomaar kooien, denkt ze. Bovendien is het coronabeleid onvoorspelbaar en vaak multi-interpretabel. Geërgerd: 'Het beleid lijkt soms wel een kunstwerk. En wij zijn op zoek naar de betekenis ervan.' Tekst: Inge Mutsaers. Dit artikel verscheen ook in Radboud Magazine. Fotografie: Mona van den Berg.