Natuur en landbouw, dat lijken twee onverenigbare grootheden. Zo niet in het Living Lab Ooijpolder. Hier werken wetenschappers van de Radboud Universiteit zij aan zij met boeren om te ontdekken hoe het landschap diverser en duurzamer kan worden. We zijn met Hans de Kroon aan de wandel in de Ooijpolder. We passeren houtwallen met meidoorn en sporkenhout, grasgroene weiden, vers geploegde akkers waar vette plakken klei glanzen in de herfstzon. En ons passeert menig trekker, waarbij telkens groetend een hand omhoog gaat. Voor de hoogleraar Ecologie is sinds begin dit jaar de Ooijpolder zijn Living Lab (zie ook kader), de onderzoekswerkplaats waar hij en zijn collega’s de komende vijf jaar meer hopen te leren over diverse en duurzame ecosystemen. Daarbij werkt hij nauw samen met boeren en andere bewoners uit het gebied. ‘Als ecoloog alleen krijg ik weinig veranderd. Dit is echt iets wat we samen moeten doen met de lokale mensen en met collega's uit andere vakgebieden. Want een ecosysteem reikt verder dan een stukje natuurgebied, je moet het gebied echt als geheel inrichten.’ Regenwormen In 2017 luidden De Kroon en collega’s de noodklok: uit hun onderzoek bleek dat driekwart van de insecten uit natuurgebieden is verdwenen. Het zorgde voor een breed gevoel van urgentie. “Mensen worden heus niet zenuwachtig van dit nieuws omdat insecten nou zo vreselijk populair zijn. Maar wel omdat ze weten: dit klopt niet, er moet écht iets gebeuren.” Die bezorgdheid ziet hij ook terug bij boeren. ‘Ze kennen het probleem van afnemende biodiversiteit en willen eraan bijdragen om die trend te keren”, weet hij uit zijn vele gesprekken met hen. “Maar ze stellen wel randvoorwaardes en dat is ook logisch: het is hun broodwinning. Als je alleen maar zegt ‘stikstof tot hier en niet verder’, raakt het debat gepolariseerd. Daarom verkennen wij hier nadrukkelijk samen nieuwe mogelijkheden: wat werkt voor de landbouw én voor biodiversiteit.’ Die samenwerking begint met veel vragen stellen, niet aan tafel, maar tijdens veldbijeenkomsten, met de poten in de klei: Wat is je ambitie met dit landschap over vijf, tien jaar? Waar ben je tevreden over en wat wil je graag anders? Hoe is het met je bodem? Zitten er regenwormen in? Hoe vaak mest je en ploeg je? ‘Soms zeggen we: heb je hier al aan gedacht? Of we gaan samen experimenteren: wat gebeurt er bijvoorbeeld als je weiden kruidenrijker maakt? Uit onderzoek is al bekend dat dit de bodem gezonder en beter doorworteld maakt, waardoor water beter vastgehouden wordt, en dat het zorgt voor koolstof- en stikstofopslag. Maar boeren willen ook weten wat het betekent voor de voedingswaarde en de opbrengst. Het roept ook vragen op waar wij als wetenschappers niet meteen aan denken, zoals: heb ik dan minder last van ganzen die mijn weiland kaal vreten? Allemaal relevante vragen die we proberen aan te pakken met onderzoek.’ Wortelkracht Ruim tien jaar geleden keerden de houtwallen weer terug in het Ooijse landschap. Ze vormen een fijne biotoop voor insecten, kleine zoogdieren en broedvogels. Tegelijk kwamen er bloemrijke stroken langs wandelpaden. Door die niet of slechts gedeeltelijk te maaien vinden insecten er veilige overwinteringsplekken. Dat zo’n kruidig bloementapijt ook prima samengaat met veilige dijken toonde De Kroons onderzoek aan. ‘We dachten altijd: bij beperkte ruimte gaat de ene soort ten koste van de andere, maar het tegendeel blijkt waar. Het lijkt wel alsof de wortels elkaar opjutten, de soorten stimuleren elkaar juist.’ Die wortelkracht zorgt voor een stevige bodemlaag en daarmee een solide dijkbedekking. ‘Het is veilig, goed voor de insecten en die bloemrijke bermen zien er fantastisch uit. Hoe mooi kun je het hebben.’ Zo leidt fundamenteel onderzoek tot heel praktische toepassingen. Het zorgt ervoor dat De Kroon, alle alarmerende klimaatrapporten ten spijt, de moed niet verliest. ‘Wat mij hoop geeft, is dat we hier in de Ooijpolder de insectengemeenschap weer zien opveren. Dat kan dus als je de goede dingen doet, zoals die houtwallen en bloemrijke dijken. Uit onderzoek van een van mijn promovendi blijkt dat van de 360 soorten wilde bijen in Nederland alleen al op deze dijken er een kleine honderd voorkomen, soms ook heel zeldzame. Onze experimenten hier zijn ontzettend belangrijk om te achterhalen wat goede maatregelen zijn om de natuur haar veerkracht terug te geven. Mensen daar deelgenoot van maken en mee te nemen in een verandering, dat zie ik ook als onze taak. We hebben pas wat bereikt als bewoners het als iets van henzelf gaan beschouwen: dit is onze omgeving en dit hebben wij voor elkaar gekregen.’ Living Labs Naast de Ooijpolder telt Nederland nog twee Living Labs: een veenweidegebied in de Alblasserwaard en de Zuid-Hollandse duin- en bollenstreek. Met subsidie van NWO (één miljoen per lab) doen jonge onderzoekers van de Radboud Universiteit, Naturalis Biodiversity Centre en het Nederlands Instituut voor Ecologie hier de komende vijf jaar onderzoek naar hoe je in verschillende landschappen de biodiversiteit kunt herstellen. De Nijmeegse hoogleraar Ecologie Hans de Kroon is penvoerder van dit onderzoeksconsortium, dat moet uitmonden in effectieve aanpakken voor meer biodiversiteit en meer duurzaamheid. De Living Labs werken nauw samen met het nationaal ‘Deltaplan Biodiversiteitsherstel’. Tekst: Bea Ros. Foto: Flip Franssen