Minstens de helft van de 53 vrouwelijke hoogleraren van de Radboud Universiteit komt uit het buitenland. Wat gaat er mis met de emancipatie in Nederland? Vijf Italiaanse vrouwelijke hoogleraren wijzen op verwende Nederlandse vrouwen en het dogma van deeltijd.Buona sera.” Titti Mariani, hoogleraar Plantkunde, wandelt de winkel van traiteur J.P. Vincken binnen en begroet in rap Italiaans haar daar al aanwezige collegahoogleraren annex vriendinnen. Ze eten elke laatste vrijdag van de maand samen, maar lieten zich nu binnen twee dagen optrommelen voor een maaltijd in bijzijn van een journalist. “Met vijf Nederlandse vrouwen zou jullie dat nooit gelukt zijn”, zegt Carla-Rita Palmerino, hoogleraar Geschiedenis van de filosofie. “Die pakken hun agenda en dan ben je meteen wee maanden verder.”BoemerangAan tafel is verbazing over de vele vrouwelijke hoogleraren aan de Radboud Universiteit van buitenlandse origine, aan de bètafaculteit zelfs bijna 100 procent. “Ik begrijp daar echt niets van”, zegt Alessandra Cambi, hoogleraar Celbiologie bij de medische faculteit. “De Nederlandse infrastructuur voor kinderopvang is zo goed! Je kunt hier zonder opa en oma in de buurt kinderen hebben.” Mariani wijst op een economische reden: door armoede en slechte sociale voorzieningen zijn Italiaanse vrouwen van oudsher gewend om te werken. Elena Marchiori, hoogleraar Machine learning, knikt: “Juist in de economisch minder ontwikkelde landen zie je veel vrouwen in de wetenschap.”Dus welvaart werkt als een boemerang op emancipatie. Niet voor niets noemen de vijf Italiaansen deeltijdwerk een typisch Nederlands fenomeen: “Vraag hier meisjes op een middelbare school hoeveel uur ze later gaan werken, dan zeggen ze 28 uur.” Cambi: “Een toppositie verwerven met 3,5 dag werken, dat is niet reëel.” Toch zit dat dogma van deeltijdwerken diep verankerd bij Nederlandse vrouwen. “Toen ik mijn oudste zoon ging inschrijven voor de crèche van de universiteit, werd me verteld dat maximaal drie dagen per week de norm is en goed voor je kind”, vertelt Palmerino. “Dan wordt het moeilijk om te zeggen dat je vier of vijf dagen wilt.”In landen als Frankrijk, Italië en Spanje is fulltime opvang, al dan niet door familie, juist heel normaal. Al ziet Annalisa Fasolino, scheidend hoogleraar Computationele vastestoffysica, in haar generatie wel dat veel vrouwen die hogerop wilden in de wetenschap geen kinderen namen. “Want dan zouden hun kansen verkeken zijn. Dat is gelukkig nu niet meer nodig.” Inmiddels kennen universiteiten regelingen waarbij vrouwen die tijdens een promotie- of postdoctraject zwanger worden, extra tijd krijgen.Maar daarna blijft het sappelen. Marchiori wijst op de hoge eisen voor de tenure tracks, waarbij kandidaten, tenminste in de bètafaculteit, zich binnen zes jaar moeten bewijzen, onder meer door een half miljoen euro binnen te halen. “Als tenure track counselor zie ik hoeveel stress en onzekerheid dit vooral bij vrouwen veroorzaakt. Het zijn onnodige eisen, deze mensen zijn ontzettend goed, maak het ze niet zo moeilijk.” Cambi: “Onder de noemer van excellentie zijn we aan het doordraaien tot het onmogelijke en onmenselijke, vooral voor jonge vrouwen.”ProfielkeuzeDe met paddenstoelen gevulde gnocchi worden geserveerd. ‘Njotsjie’, zoals de traiteur zegt. ‘Njokki’ verbeteren de vrouwen in koor. We spreken over hun opleiding. Op Palmerino na hebben allen een bèta-achtergrond. Waarom lukt het Italië wel om vrouwen exact te laten kiezen? Dat ligt besloten in het opleidingssysteem, leggen ze uit. “De kloof tussen alfa en bèta is hier veel groter dan in andere landen”, vertelt Palmerino. “Dat begint al op de middelbare school met de keuze tussen een alfa- of een bètaprofiel. En als je alfa kiest, heet dat een pretpakket.” Zelf zaten ze op een gymnasium waarbij de alfa’s ook natuurkunde en wiskunde deden en de bèta’s filosofie en geschiedenis. Mariani: “Daarna kun je doen wat je wilt. Hier wordt halverwege de middelbare school de studiekeuze al bepaald.”Die vroege profielkeuze belemmert vooral meisjes. Door druk vanuit de omgeving en peers, zo laat onderzoek zien, kiezen meisjes minder voor bèta dan ze op basis van hun talenten zouden kunnen. Positieve rolmodellen zijn daarom heel belangrijk.VerwendMaar laten we niet alleen mannen, onderwijssysteem en cultuur de schuld geven, de Nederlandse vrouwen mogen ook straffer worden. “Nederlandse vrouwen zijn verwend. Sorry dat ik dat zeg, maar zij willen alles netjes en leuk hebben, maar er niet hard voor werken”, zegt Mariani. Palmerino: “Wat me in Nederland opvalt, is hoe vaak vrouwen me vragen: maar wanneer heb je dan tijd voor jezelf? Dat is een begrip dat ik niet kende.”De anderen knikken en zeggen: je baan en samenzijn met kinderen is tijd voor jezelf. Fasolino: “Toen ik hier kwam, moest ik een hobby hebben. Iedereen vroeg me wat mijn hobby was.” Geklater van gelach, dat herkennen ze allemaal. Cambi: “Misschien is het iets intrinsieks in de vrouwelijke populatie van Nederland. Ik zie heel veel jonge vrouwelijke wetenschappers die gewoon die drive om volledig voor je carrière te gaan niet hebben.En dat mag hoor, maar dan kunnen we wel blijven pushen en wordt het toch gewoon niet meer dan 20-25 procent vrouwelijke hoogleraren. Ik ben een ander type vrouw en dat wil ik ook mogen zijn, zonder dat ik in een hokje van te ambitieus beland. Wat is dat: te ambitieus?! Zo voel ik me hier vaker door vrouwen dan door mannen bekeken.” Palmerino: “Bij mannen is het een positieve eigenschap, bij een vrouw is het meteen te.” Cambi: “Een man is gepassioneerd en een vrouw is agressief.” Marchiori: “Of emotioneel. En dan ook nog Italiaans emotioneel.” Palmerino: “Maar ik denk dat we de situatie in Italië …” Iedereen vult in koor aan: “....niet te rooskleurig moeten maken!” Palmerino: “In Nederland is tenminste gericht beleid om meer vrouwen aan de academische top te krijgen. Ik verwacht dat het hier straks beter is dan in Italië.”DraaiboekZe kozen niet bewust voor een Nederlandse universiteit, maar raakten er verzeild omdat zich toevallig een kans in hun vakgebied aanbood of, zoals Fasolino, omdat ze haar lief achterna ging. “Dat is de slechtst mogelijke reden natuurlijk, tenminste voor je carrière.” Terug naar een Italiaanse universiteit willen ze geen van allen. De academische wereld is daar heel gesloten – “je zult geen Italiaanse universiteit vinden met vijf Nederlandse hoogleraren” – en sterk hiërarchisch. Ze zouden qua organisatie en studentgerichtheid veel kunnen leren van Nederland. Italiaanse hoogleraren zijn nog te almachtig en studenten hebben al helemaal niets te zeggen. Van studeerbaarheid hebben ze nog nooit gehoord.Cambi: “De kennis van Italiaanse studenten is groter, ze schrikken er ook niet voor terug om dikke studieboeken te lezen. Maar hun kritische vermogen is veel minder.” Fasolino, net met emeritaat, keert terug naar Italië. Ze is vast van plan daar het concept van het draaiboek te introduceren. Mariani dreunt op: “Doe zes maanden van tevoren dit, doe drie maanden van tevoren dat.” De dames schateren het weer uit. “Nee, echt, dat is fantastisch, dat scheelt je heel veel tijd. Zoiets kennen we bij ons niet.” Cambi: “Daar is het meer een ronddraai- of doordraaiboek.”