De een is student natuurkunde en filosofie en hield bij de opening van het academisch jaar een vurig betoog over de emancipatieuniversiteit. De ander is bedrijfskundige en student theologie en ziet terug op een jaar vol lezingen als Jonge Theoloog des Vaderlands. Beiden willen de universiteit bezielen met minder eenzaamheid en meer geluk. Alvast één aanbeveling: ‘Een campustheoloog die zich overal tegenaan bemoeit.’We zitten op een mooie herfstmiddag in november in het restaurant van Hotel Credible in het centrum. Als eerste meldt Thomas Vissers zich aan tafel, uitgenodigd vanwege zijn rede bij de opening van het academisch jaar, begin september. Die sprak hij uit als een filosofische stand-upper, met als finale een citaat van Titus Brandsma, hoogleraar in de beginjaren van de universiteit en dit jaar heilig verklaard door Rome. Brandsma wordt geprezen om zijn verzetsdaden, die hij in 1942 in concentratiekamp Dachau met de dood moest bekopen.Als tweede verschijnt Tabitha van Krimpen. Ze studeerde tussen 2016 en 2020 theologie en bedrijfskunde in Nijmegen en is inmiddels masterstudent theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Amsterdam. Nog één week is ze Jonge Theoloog des Vaderlands, een eretitel die haar op tal van podia bracht om haar inzichten te delen over onder meer verbinding, eenzaamheid en zingeving en geloof bij jongvolwassenen. Ook Tabitha reikt een tekstfragment aan, uit een gedicht van David Foster Wallace, dat samen met de Titus-tekst van Thomas een zetje kan geven aan de hernieuwde bezieling van de Radboud Universiteit.Citaat namens Thomas Vissers, uit een rede van Titus Brandsma uit 1931‘Laten we ons niet al te egocentrisch opsluiten in onszelve en ons blindstaren op het louter eigen belang, maar beseffen, dat we tot roeping hebben en daarin een groot geluk voor ons bestaat, dat wij anderen gelukkig kunnen maken’Mooie missieAls Tabitha is aangeschoven, barst het gesprek los over beider teksten (zie kaders). Waarom is het Titus-fragment voor Thomas zo belangrijk? ‘Vanwege zijn oproep om je onzelfzuchtig in te zetten voor de ander, waarbij hij bij uitstek ook het goede voorbeeld was. Hij had de diepe overtuiging dat ieders geluk pas kan worden gevonden in de relatie met andere mensen.’ ‘Ook een heel mooi ideaal voor de universiteit’, vindt Thomas. ‘Die staat niet los van de samenleving. We moeten ons ervoor inzetten dat de kansen die wij hebben gekregen, gelden voor ieder ander. Dat iedereen nodig is om mee te doen, zich in kan zetten. Die mooie missie van deze universiteit geldt ook voor ieder persoonlijk: mensen zijn sociale dieren, in relatie tot de ander vinden we zelf ook geluk.’Tabitha: ‘Maar het streven gaat verder dan ons geluk. De inzet moet ook zijn om aan de knoppen in de samenleving te draaien. Het individueel welzijn botst gemakkelijk met de eisen van de prestatiemaatschappij.’ Tabitha memoreert een sessie die ze onlangs leidde met actievelingen in allerlei studentbesturen. ‘Ik vroeg: wanneer is het jaar voor jullie geslaagd? Zegt iemand: ‘Als ik alles eruit heb gehaald wat erin zit.’ Een teken des tijds. Zo’n streven wordt een uitputtingsslag. FOMO [fear of missing out, red.] is de nieuwe kwaal, de angst om ook maar iets te missen.’Thomas: ‘Daar moeten we zeker voor oppassen. De universiteit is in haar kern geen prestatiemachine. We moeten iedereen de middelen geven om zich te ontwikkelen naar eigen inzicht, ook geestelijk. Dat is niet vanzelfsprekend. Deze universiteit is een eeuw geleden opgericht om de maatschappelijke achterstand van katholieken aan te pakken, en nu hebben we het hoogste percentage eerste-generatiestudenten. Dat streven naar emancipatie en gelijke kansen was en is de ziel van de universiteit, en dat moet zo blijven.’Tabitha ziet een valkuil: ‘Je kunt de plaats van ieders wieg niet veranderen, maar wel zorgen dat ieder een kans krijgt om aan de start te komen. Tot zover akkoord. Maar alsjeblieft niet met de oproep om daarna zo hard mogelijk te gaan rennen. “Ja, maar we zorgen voor een eerlijke wedstrijd”, hoor je dan, we willen immers een meritocratie, waarin ieder de kansen kan verzilveren op basis van eigen verdiensten. Mijn punt is: wélke wedstrijd wil je dat we met elkaar gaan lopen?” ‘Eén ding is de startlijn die je trekt’, stemt Thomas in met Tabitha’s analyse. ‘Daar beginnen we idealiter samen, maar wat is de finish? Niet iedereen hoeft naar een universiteit. Ieder moet op basis van respect voor persoonlijke mogelijkheden en passies de wedstrijd kunnen lopen. Er is niet één finish, wat mij betreft kun je in honderd richtingen rennen.’Citaat namens Tabitha van Krimpen, uit This is Water, van David Foster Wallace (1994)‘Twee jonge vissen, rustig een eind weg zwemmend, ontmoeten een oudere vis die in de andere richting zwemt.Hij begroet hen met: “Goeiemorgen, jongens. Hoe is het water?”De twee jonge vissen zwemmen in stilte verder, tot een van hen de ander aankijkt en vraagt:“Wat is dat eigenlijk: water?”’Onmetelijk heelalDe tekst van Tabitha, over jonge vissen die niet weten wat water is, brengt een al even vurig gesprek op gang. Ze legt uit waarom ze juist deze regels heeft gekozen. ‘De hamvraag bij elke verandering is: vanuit welk perspectief bezie jij de wereld, wat neem je als vanzelfsprekend aan? Wat voor jou vanzelfsprekend is, is voor een ander, of bij nader inzien, helemaal niet zo vanzelfsprekend. Dit sluit mooi aan op een wat oudere slogan van deze universiteit, Change perspective.’Thomas kan zich goed vinden in de tekst. ‘We laveren allemaal door deze wereld, maar soms ben je je minder bewust van het water waarin we zwemmen. De aard van het water nemen we stilzwijgend aan, maar je zult erover moeten nadenken voordat je aan een verandering kunt beginnen.’Tabitha: ‘Een universitaire studie helpt om je bewust te maken van het water. Geschiedenis helpt om te zien hoe er al eeuwenlang over het ‘water’ is nagedacht. Hoe mensen uit verschillende tijden en plaatsen woorden en betekenis geven aan de wereld om hen heen.’ Thomas stemt in met het belang van geschiedenis, maar wijst ook graag op de sterrenkunde, in het bijzonder op het boek A pale blue dot van Carl Sagan, een inspiratiebron bij zijn studiekeuze. Met daarin een foto, genomen vanuit ruimtesonde Voyager. Die foto toont de aarde als klein stoffig puntje in een onmetelijk heelal, ongrijpbaar groot in ruimte en tijd. ‘Alles wat wij doen, willen of hopen speelt zich af op dat stoffige puntje. Zoiets werpt me wel terug op mezelf.’Tabitha: ‘Maar juist omdat je die nietigheid ziet, zie je ook dat je niet alles alleen kan. In het grotere geheel ben je afhankelijk van elkaar en heb je elkaar nodig. Alles is met alles verbonden.’ Thomas stemt in met die aanvulling: ‘Je hebt helemaal gelijk. Die kosmische schaal kan aanzetten tot een soms gezond relativeringsvermogen, maar is geen reden tot nihilisme. Onze levens zijn geen doelloos draaiende rondjes.’Klassieke ideaalOok de Radboud Universiteit wil meer dan zomaar rondjes draaien, en zoekt naar nieuwe impulsen, om kracht bij te zetten aan haar klassieke ideaal als emancipatie-universiteit. Kunnen Thomas en Tabitha munitie aanreiken voor deze zoektocht? En: hebben ze als studenten sowieso iets kunnen ervaren van de bijzonderheid van de universiteit?Thomas beaamt dit volmondig, door de vele kansen te pakken die de inmiddels zeven studentjaren hem hebben geboden: het verenigingsleven, een studiereis naar het buitenland, het honoursprogramma. ‘Deze universiteit is onder meer uniek in de kansen die ze biedt op extra reflectie op je vakgebied’, zo wijst hij op de verplichte colleges filosofie in alle opleidingen en op zijn keuze voor de verkorte bachelor filosofie. ‘Een universitaire opleiding heeft een breder doel dan alleen het binnenhalen van een certificaat voor de arbeidsmarkt. Het gaat ook om het ontplooien van jezelf en om het kweken van een kritische en onderzoekende mindset.’Zelf opgevoed door twee ouders met een “lagere” opleiding (over de aanhalingstekens later meer), staat het emancipatiestreven hoog in zijn vaandel. ‘Je ziet dat ook mooi terugkomen in de inspanningen vanuit de universiteit voor vluchtelingen.’ Met een vader als arbeider bij Mars in Veghel en een moeder als verpleegkundige, is Thomas de eerste in de familie die de “hoogste” ladder heeft bereikt. Zijn advies aan de universiteit: faciliteer dat veel meer van onze studenten bijles gaan geven in het voortgezet onderwijs, gratis voor alle leerlingen die dit willen. Ook wijst hij op de speciale Girls day van de bètafaculteit, om meiden te enthousiasmeren voor een exacte studie, een promotie die hij ook in overweging geeft voor studenten met een migratie-achtergrond. ‘Die zijn op de campus nogal ondervertegenwoordigd. Hierop meer actie richten, vind ik wel horen bij de maatschappelijke verantwoordelijkheid.’En wat de universiteit – niet alleen de Radboud – in elk geval kan doen, is niet meegaan in het idee van een universiteit als ‘hoogste’ tree op de onderwijsladder. Het onderscheid tussen hoger en lager onderwijs noemt hij schadelijk, ook gezien de immense tekorten aan mensen die dit “lagere” onderwijs hebben genoten. ‘Elk onderwijstype is gelijkwaardig.’ Thomas wijst op de slogan van de Radboud Universiteit: Je bent nodig. En kijkend naar de personeelstekorten zijn vooral praktisch aangelegde mensen zoals zijn vader echt nodig. ‘Momenteel liggen in Nederland duizenden duurzame projecten stil vanwege een tekort aan praktisch geschoold personeel. Hou dan eens op om je als universitair geschoolde “hoogopgeleid” te noemen.’Tegenstrijdige krachtenNet als Thomas heeft Tabitha ervaren dat de universiteit haar streven al waarmaakt om méér te willen zijn dan een diplomafabriek. Het onderwijs dat Tabitha genoot, was bijzonder: een bedrijfskundestudie gericht op mens en samenleving. ‘Dat was precies de reden dat ik voor Nijmegen koos. In Rotterdam en elders ligt de nadruk op financiën en wiskunde.’ De extra’s werden nog versterkt door haar keuze – net als Thomas – voor een tweede studie: theologie. ‘Bij die keuze denkt de universiteit gelukkig met je mee, ook op praktisch vlak.’ Ook de Refter (‘weten studenten wel waar die naam vandaan komt’) en het klooster Berchmanianum als bestuursgebouw vindt ze mooie referenties aan het bijzondere, katholieke verleden. ‘Het is hier gezelliger, minder krampachtig, meer gericht op het samenzijn’, beschrijft ze de sfeer. ‘En deadlines zijn gelukkig niet altijd heilig. Zeker bij theologie, met meer persoonlijk contact, houden ze rekening met persoonlijke omstandigheden. Ook bij bedrijfskunde doen ze hun best, maar die studie is eigenlijk te groot. Tentamens worden daar afgenomen als multiple choice, geen goede manier om de diepte in te kunnen gaan.’Tabitha weet dankzij haar studie hoe organisaties veranderen, en herhaalt de panacee van Thomas: hoed je voor het aanspreken van het individu alleen, en werk bovenal aan de organisatie zelf. Je kunt de vele studenten die lijden aan een teveel aan perfectionisme bijstaan, maar je kunt volgens haar beter alle communicatie van de universiteit met “excellent” erin, kritisch tegen het licht houden. ‘Weg met die term, je wilt studenten meer bieden dan een diploma, maar je jaagt ze op met termen als excellentie of masterinstroom voor de beste tien procent. Dat zijn tegenstrijdige krachten. De Radboud staat ervoor om studentsucces te plaatsen boven studiesucces. Mooie woorden, maar dan moet de daad ook echt bij het woord worden gevoegd.’Als Jonge Theoloog des Vaderlands heeft Tabitha onder meer nadruk gelegd op studentenwelzijn en de bestrijding van eenzaamheid. Ook hier geldt haar boodschap dat individuele hulp (‘weer een blik studentpsychologen’) moet samengaan met veranderingen in de organisatie. Ze wijst op een al sterke troef van Nijmegen: de campusomgeving. ‘Die kan nog verder worden uitgebouwd tot plek van ontmoeting. Ik zou graag meer plaatsen zien waar kwetsbaarheid volop de ruimte kan krijgen.’ Hardop denkt ze na over de verrijking van de campus met een rondlopende campuspastor. ‘Iemand die overal aanhaakt en binnenloopt, ook aan de bestuurstafels zit en zich gevraagd en ongevraagd overal mee kan bemoeien. Dat lijkt me wel wat voor de Radboud.’ Het past bij de metafoor die Tabitha voorstaat over je studieweg: ‘Inderdaad geen weg die leidt naar alleen een diploma, maar een reis met verrassingen die je aflegt met andere studenten en al je docenten.’Ideale universiteitElke omslag in de universiteit staat of valt met de docenten, vindt Tabitha. ‘Zíj zijn de mensen die studenten een spiegel kunnen voorhouden, kunnen inspireren om verder te kijken, kunnen voorleven dat ze er staan als persoon, met hun eigen kwetsbaarheid, hun eigen hang naar de kroeg, hun eigen beperkingen in het leven. De beste docent is een benaderbare docent, niet alleen iemand die een les komt afdraaien en zijn rol beperkt tot leverancier van kennis, die hij meer heeft dan jij, die het succes uitstraalt.’ In een goede leerschool gaan succes en mislukking hand in hand, vindt ze. ‘Dat gebeurt immers ook in de wetenschap: het ene moment haal je grote beurzen binnen, het andere moment worden aanvragen afgewezen. Toon als docent ook hoe rommelig kennis vaak tot stand komt, laat het ongemak van het leven zien, ook van jezelf.’ Tabitha maakt zich zorgen over de druk op docenten. ‘Geen studentenwelzijn zonder docentenwelzijn. De weg naar meer bezieling in het onderwijs wordt wel erg lang als je docenten op hun tandvlees lopen.’Welke plaats dichten Thomas en Tabitha toe aan de katholieke wortels van de universiteit: putten ze uit het geloof inspiratie om hun pleidooi voor de ideale universiteit kracht bij te zetten? Thomas is afkomstig uit Brabant en gematigd katholiek opgevoed, maar is niet meer gelovig. ‘De meeste mensen die we nu aanspreken op de campus, zijn niet meer katholiek, in elk geval niet belijdend. Maar ongeacht achtergrond en geloof kunnen we allemaal inspiratie vinden in de emancipatoire wortels van de universiteit. Het gaat ten diepste om de waardigheid van ieder mens. Om dit te kunnen voelen, hoef je volgens mij niet noodzakelijk te putten uit een specifieke geloofstraditie.’Het is niet verwonderlijk dat Tabitha het geloof een veel grotere rol toedicht. In haar lezingen schuwt ze niet om Bijbelteksten aan te halen. Vooral de psalmen zijn haar dierbaar. Ze is ermee vertrouwd vanuit haar hervormde opvoeding in een stadje op de Biblebelt. Neem het fragment uit Psalm 13:2 dat ze aanhaalde in haar recente lezing over eenzaamheid: ‘Hoe lang nog Heer, zult U mij vergeten / Hoe lang nog verbergt U voor mij Uw gelaat.’ Dit soort bezieling kan docenten en studenten volgens haar inspireren, al haast Tabitha te zeggen dat ze geen prediker is die dingen wil opdringen. Maar kennismaking met de bronnen kan helpen. ‘Hoeveel mensen weten wat In Dei Nomine Feliciter [In Gods naam gelukkig, red.] betekent, en dat dit in ons logo staat? Het is voor docenten die hier komen werken niet verkeerd dat ze weten in welke traditie ze staan, dat dit niet zomaar een universiteit is. En dat docenten en studenten met meer trots zeggen: ik hoor bij de Radboud.’Tekst: Paul van den Broek. Foto’s: Erik van ‘t Hullenaar