Zoek je iets op internet, dan gebruik je Google. Daardoor komt dat bedrijf wel erg veel over je te weten en dat zit steeds meer mensen dwars. Kan het ook anders? Jazeker, denkt Djoerd Hiemstra, hoogleraar Federated Search aan de Radboud Universiteit. Als je verschillende onafhankelijke zoekmachines laat samenwerken, geef je als gebruiker niet al je data uit handen aan één partij en verlaag je het risico op misbruik van je gegevens. Als je iedere vraag door Google laat beantwoorden, komt die zoekmachine wel erg veel te weten: over je gezondheid, je financiën, je seksuele voorkeuren… En dan weet Google via andere apps, zoals Google maps, vaak ook nog waar ‘thuis’ is en waar je graag uit gaat. Voor je er erg in hebt, stuurt één bedrijf zo jouw gedrag of selecteert het welke antwoorden je krijgt op de vragen die je stelt. Zoekmachine-expert Djoerd Hiemstra vindt daar wat van: ‘Zeker in Nederland is er op het gebied van zoekmachines één monopolist: Google. Nou heb ik geen hekel aan dat bedrijf hoor, ze maken prachtige dingen, maar het begint een maatschappelijk probleem te worden dat één partij zo veel informatie over zo veel mensen in handen heeft. En dat die partij ook kan bepalen welke antwoorden jij op je zoekvragen krijgt. Dat kan ertoe leiden dat niet iedereen over dezelfde informatie beschikt en dat is ondemocratisch.’ Samenwerkende zoekmachines Hiemstra doet onderzoek naar federatieve zoekmachines, die minder risico’s opleveren op het gebied van manipulatie en privacy. Zo’n zoekmachine bestaat uit verschillende onafhankelijke zoekmachines die samenwerken, zonder dat één machine alle data heeft. Dat is anders dan hoe Google werkt: die downloadt alle data die het op internet kan vinden naar eigen servers, waar het voor hen makkelijker is om die te doorzoeken. Die methode is niet noodzakelijk voor het juiste zoekresultaat, stelt Hiemstra. ‘Stel: ik wil morgen met de trein van Nijmegen naar Rotterdam en ik moet daar om 15.00 uur zijn. Dan kan ik die vraag aan Google stellen. Maar in feite heb ik maar weinig data van de NS nodig om erachter te komen hoe laat ik moet vertrekken en of er nog bijzonderheden zijn. Via de NS-app kan ik met mijn vraag direct naar hun zoekmachine – en dan zijn alleen de NS en ik op de hoogte van mijn plannen en komen er in principe geen ongevraagde aanbiedingen van de horeca in Rotterdam opduiken, om maar eens wat te noemen. Tenzij de NS in hun app toch ook weer gebruik maakt van Google-toepassingen.’ ‘E-mail is een ander mooi voorbeeld van een federatief systeem. Mijn werkgever, de universiteit, heeft een emailserver en ik kan, zonder dat ik advertenties aangeboden krijg, gewoon mailen met iemand met een mailadres van een andere aanbieder. Het mooie is ook: je kunt e-mail niet kopen, want niemand heeft het in zijn of haar bezit.’ In de praktijk: Searsia Hiemstra’s onderzoek blijft niet bij theorie: hij ontwierp in 2016 een prototype van een federatieve zoekmachine, Searsia. De Universiteit Twente, waar Hiemstra tot deze zomer werkte, gebruikt deze machine voor haar eigen website. ‘Searsia draait niet op ‘webschaal’, je kunt er nog niet zo veel vragen mee beantwoorden als met Google. Een alternatief is het dus zeker nog niet, maar Searsia is zelflerend dus hoe meer ze gebruikt wordt, des te groter de schaal waarop ze kan werken. In Nijmegen zal ik wat minder met Searsia bezig zijn, maar ook hier draait mijn onderzoek om modellen en methoden ontwikkelen om zulke systemen te verbeteren.’ Bijdragen aan een betere wereld Hiemstra is naar de Radboud Universiteit gekomen omdat hij hier meer collega’s heeft die onderzoek doen naar zoekmachinetechnologie. De onderzoeksgroep Artificial Intelligence & Data Science is bovendien aangesloten bij het Dutch Responsible Data Consortium – en verantwoordelijk omgaan met data is een doel dat Hiemstra van harte onderschrijft. ‘Enig idealisme is mij niet vreemd. Kijk, je kunt je kennis van statistiek en techniek gebruiken om betere advertenties bij mensen te krijgen en daar een enorm leuke baan aan hebben. Maar als academisch onderzoeker heb je de mogelijkheid én de verantwoordelijkheid om met je onderzoek andere richtingen te exploreren. Wij moeten bijdragen, of op z’n minst wíllen bijdragen, aan een betere wereld. Dus als mijn onderzoek kan helpen om het machtsmonopolie van de internet- en social media-giganten te doorbreken, als wij kunnen aantonen dat het anders kan, dan is dat de moeite waard.’