Hij presteerde het al om een telescoop mee te laten liften op een Chinese satelliet naar de maan, maar de plannen van astronoom Marc Klein Wolt reiken nog verder. Hij wil een heel netwerk van telescopen neerzetten op de achterkant van de maan, én eentje bovenop een berg in Namibië. Aan ambities geen gebrek, al heeft zijn omgeving soms moeite hem bij te benen. 21 mei 2018 om half zes in de ochtend maakt een slanke witte raket zich los van een lanceerplatform op een militaire basis in Zuid-China. Met een bulderend kabaal vliegt hij langzaam richting het oosten, uit het zicht. Eindbestemming: een plek 64.500 kilometer achter de maan. Daar moet de communicatiesatelliet Queqiao die zich aan boord bevindt rondjes gaan draaien achter het grijze hemellichaam. De lancering is het finest hour van Radboudsterrenkundige Marc Klein Wolt (47). Aan de Chinese satelliet zit namelijk een telescoop bevestigd van zijn eigen Radboud Radio Lab. De telescoop – feitelijk een radioantenne – kan de alleroudste signalen van het heelal detecteren, uitgezonden vlak na de oerknal, de geboorte van het heelal. Op aarde zijn ze niet waar te nemen, maar achter de maan, ruim 440.000 kilometer van de aarde, kan dat perfect. Dat het de sterrenkundige uit het Huygensgebouw uiteindelijk lukte de antenne daar te krijgen, mag een klein wonder heten. Het was een schier onmogelijke route vol tegenslagen, langs wegen die haaks stonden op alle conventionele samenwerkingsverbanden in de internationale ruimtevaart en astronomie. Zo nam de sterrenkundige pas contact op met de Chinezen toen de Europese ruimtevaartorganisatie ESA geen heil zag in Klein Wolts idee van een antenne achter de maan. De Chinese ruimtevaartorganisatie was aanvankelijk enthousiast, maar keurde pas op het allerlaatste moment de NCLE-antenne (Netherlands-China Low-Frequency Explorer) goed. Het Chinese satellietproject is Klein Wolt ten voeten uit. “Shoot for the moon. Even if you miss, you’ll land among the stars”. Het beroemde citaat van Norman Vincent Peale, schrijver van De kracht van positief denken (1953), had zomaar zijn levensmotto kunnen zijn. De sterrenkundige is een vat vol grote ambities. Voor de ESA werkt hij momenteel aan een radiotelescoop die óp de maan moet komen, een andere telescoop probeert hij te verplaatsen van Chili naar Namibië. O ja, en tussendoor regelde hij ook nog even vier beademingsapparaten van het Radboudumc om zijn collega’s in Windhoek te helpen. ‘Bij veel uitdagingen denk ik: dat is onmogelijk, dus dat moeten we gaan doen.’ De energie spat van hem af, als we elkaar spreken op een terras in Nijmegen-Oost. Klein Wolt komt piekfijn voor de dag: hagelwitte bloes, sneakers aan zijn voeten en het haar strak achterover gekamd. Hij praat snel, veel en enthousiast, meermaals afgewisseld door een markante, aanstekelijke lach. Halverwege het interview belt hij zijn secretaresse dat hij wat later komt op zijn volgende afspraak. Een telescoop op de maan zetten klinkt inderdaad vrij onmogelijk. Hij begint meteen te lachen. ‘Misschien heeft de ESA daarom juist mij gevraagd als projectleider. Met het Chinaproject hebben we ons als Radio Lab echt op de kaart gezet. Een telescoop op de achterkant van de maan, daar dromen radioastronomen al tientallen jaren van. Maar technisch is dat gigantisch complex, iedereen verklaart je voor gek. Dus ga ik het maar doen. Nou ja, er zit een heel team achter natuurlijk, als projectleider ben ik toevallig het gezicht naar buiten. Heino (Falcke, red.) en sterrenkundehoogleraar Leon Koopmans uit Groningen zijn bijvoorbeeld ook betrokken.’ De radiotelescoop die op de maan komt bestaat uit een netwerk van honderden kleine antennes, elk een meter of wat groot. Allemaal vangen ze radiosignalen op, die samen één beeld moeten vormen, als een samengesteld oog van een bij. Daarbij vergeleken steekt Klein Wolts enkele antenne aan de Chinese Queqiao-satelliet maar schril af. In Drenthe staat een vergelijkbaar systeem – LOFAR – maar haar kosmische grote zus kan in potentie veel betere waarnemingen doen, ongehinderd door de aardatmosfeer en alle radiosignalen die we de hele dag zelf uitzenden met onze telefoons en andere apparatuur. Daardoor kan de maantelescoop straks extreem ver terugkijken in de tijd, naar signalen op 13 miljard lichtjaar afstand, die evenzoveel jaren oud zijn. Tijdens die zogenaamde Dark Ages van het heelal waren er nog geen sterren – en dus was er geen licht. Radiostraling werd al wel uitgezonden, en die kan ons leren over wat er gebeurde tijdens de kraamtijd van ons universum. Is het een kwestie van het Drenthse systeem copy-pasten naar de maan? ‘Bij die maanantennes komt zoveel meer kijken, vooral praktische dingen. Een ESA-raket heeft bijvoorbeeld maar beperkt ruimte, dus de raketbouwers willen weten hoe zwaar die dingen zijn. En of je ze kunt opvouwen. Daarnaast: hoe ga je ze straks neerzetten? Ga je eerst landen op de maan, en ze dan met een robot precies op hun plek zetten? Of kun je ze ook minder nauwkeurig op de grond droppen terwijl de lander over het oppervlak vliegt? Zulke afwegingen tussen praktische haalbaarheid en precisie moeten we continu maken.’ Nieuwe ruimterace Sinds een paar jaar staat de maan weer in volle belangstelling van alle wereldmachten. Je kunt zelfs van een heuse nieuwe ruimterace spreken, net als in de jaren 60, toen de VS en de Sovjetunie als eerste een mens op onze kosmische buur wilden zetten. Inmiddels heeft de NASA opnieuw plannen voor bemensde maanmissies. Zo wil ze eind 2024 een station in de baan rond het hemellichaam brengen, de Lunar Gateway, en later een basis neerzetten op het maanoppervlak. Dat doet ze mogelijk samen met de Europese ESA, die daarnaast eigen ambities heeft, zoals Klein Wolts antenneproject. Ook Rusland wil een maanbasis bouwen – op de zuidpool – maar dan met China. Dat laatste land zette in al een karretje op de maan (die in 2018 ook meeging in ‘Klein Wolts’ raket), dit voorjaar kwam daar nog een lander bij. Uiteindelijk hopen veel landen de maan te gebruiken als springplank voor missies naar Mars. Wanneer staan ze er? Hij begint hardop te rekenen. ‘De ESA wil ongeveer elke twee à drie jaar een missie naar de maan sturen. In 2026 hopen we dat er al een eerste antenne mee kan. Vier of zes jaar daarna zouden we dan naar de achterkant van de maan gaan met een stuk of duizend stuks. Dat is extreem snel in ruimtevaarttermen. Eigenlijk te snel. Bizar, na al die jaren. Soms moeten we onszelf in de arm knijpen. Zijn we dit nu écht aan het doen? Het is een droom die uitkomt.’ Het project met de Chinese maanmissie ging eigenlijk ook te snel, vertelt Klein Wolt in de podcast De man en de maan (NTR, 2020). Voor deze prijswinnende serie volgde journalist Saar Slegers de sterrenkundige gedurende zijn hele China-avontuur. Om de haverklap moest hij naar Azië om dingen te regelen, vaak onverwachts. Zijn gezin kwam onder druk te staan, zeker toen zijn dochter het zwaar had op school. Je ging maar door, ondanks de situatie thuis. ‘Vanochtend had ik het er nog over met mijn vrouw. Ik heb me best eenzaam gevoeld af en toe, zei ze, het was zo’n heftige periode. Dat was best wel intens om te horen, ik had destijds niet door dat het zo’n impact op haar had. Gelukkig hebben we het er geregeld over.’ ‘De kans dat het qua drukte opnieuw zo ontspoort is nu wel kleiner. Voor het maanproject moet ik vooral in Noordwijk zijn, bij ESTEC, een half uur fietsen hiervandaan (Klein Wolt woont in Haarlem, red.). Dat is toch wat anders dan Beijing. Van de andere kant merk ik dat de ESA al flink aan mij trekt. Omdat ik het gezicht van die missie ben vragen zij mij ook om overal voordrachten te houden, om draagvlak te houden. En dat moet vaak “even tussendoor”, naast alle andere dingen die ik doe.’ Je grenzen lijken verder te liggen dan die van de meeste anderen. ‘Daarvan word ik me steeds meer bewust. Sinds een jaar heb ik coachingsgesprekken, over wat mij motiveert, waarom ik de dingen doe die ik doe. Toen ik die podcast terugluisterde schrok ik af en toe echt: wat voor een rare man is dit, ben ik dat? Op sommige momenten dacht ik, nu moet je gewoon stoppen met dit project, dit is onhaalbaar. Maar dan ging ik toch telkens weer door. Heel confronterend om terug te luisteren. Ik zie niet van mezelf dat ik zo extreem ben.’ Wie is je voorbeeld? ‘Dit klinkt heel fout, maar ik identificeer me wel een beetje met Elon Musk. Maar dat moet je niet opschrijven, want dat klinkt zo megalomaan, haha. Ik vind het machtig interessant wat die man doet. Hij heeft een visie, alles moet daarvoor wijken. Ook als iedereen het voor onmogelijk houdt, zoals het rechtop laten landen van raketten om ze opnieuw te kunnen gebruiken. Dat is inmiddels routine bij SpaceX! Ik vind het mooi als iemand zo is, daar herken ik me wel in. Laatst vroeg ik mezelf wel af: ben ik dan ook zo’n onaangepaste, sociaal gestoorde gek? Zo heb ik mezelf nooit beschouwd.’ Lachend: ‘Misschien moet ik toch eindelijk de waarheid onder ogen zien.’ Je kunt het ook positief zien, er spreekt een extreme passie uit. Je vrouw is er vast op gevallen. ‘Ja, al dertig jaar. Maar soms worden ze thuis ook gek van mijn energie hoor. Dan zegt mijn dochter: gelukkig, papa gaat lekker wielrennen, dan hebben wij een halve dag rust. Of: moet je niet naar China of Namibië?’ Namibië, daarover hebben we het nog niet eens gehad. Daar leid je een ander groot project. Hij blijft even stil. ‘Ja, ik doe echt teveel. Ik kan ook geen nee zeggen, dat is een beetje het probleem. Kijk, die maanantennes zijn echt mijn grote droom. Maar Namibië is stiekem óók een droomklus. Ik heb gewoon een droombaan.’ In dat Afrikaanse land moet binnen een jaar of tien een telescoop verrijzen. Het plan is om een in onbruik geraakte telescoop uit Chili naar Afrika te verschepen en op te kalefateren. Het apparaat zal deel uit gaan maken van de Event Horizon Telescope (EHT). Dit is het wereldwijde netwerk van – nu nog zeven – telescopen die samen de eerste foto van een zwart gat maakte in 2019, onder leiding van de Nijmeegse hoogleraar Heino Falcke. Met een extra telescoop erbij kan de EHT nog betere metingen doen aan zwarte gaten. Klein Wolt: ‘De eerste keer dat ik die foto zag van het zwarte gat, dat was echt een eurekamoment. Heino liet me die foto terloops zien op zijn telefoon – echt op zijn Heino’s, zo van: oh, had je dit trouwens al gezien? Voor mijn proefschrift had ik al gerekend aan zwarte gaten, het was zo mooi om nu een daadwerkelijke foto te zien. De rillingen liepen over mijn lijf. Dat we dat onderzoek nu weer een push kunnen geven met een extra telescoop in Namibië is geweldig.’ Waarom daar? ‘De Gamsberg wordt al jaren gezien als een van de beste plekken ter wereld. Het zicht is er geweldig: de top ligt hoog (2350m, red.), en er is weinig verstoring door omgevingslicht, en de lucht is extreem droog. Bovendien vult die locatie precies een gat op in de wereldwijde verdeling van grote radiotelescopen.’ Dat klinkt neokoloniaal. Westerse wetenschappers die een plek op de wereldkaart prikken waar ze een apparaat willen. ‘Daarvoor moet je inderdaad waken. Al snel zei ik dan ook: we moeten méér doen. Het land zelf moet meeprofiteren. Daarom zijn we intensiever gaan samenwerken met de UNAM, de University of Namibia. Met internationale financiering willen we daar mensen gaan opleiden die dat apparaat straks zelf kunnen gebruiken voor onderzoek, en onderhouden. Bovendien hebben wij hem maar 20 procent van de tijd nodig, de overige tijd is voor hen. De telescoop biedt het land ook weer allerlei kansen voor internationale samenwerkingen. En op de berg komt straks een asfaltweg, elektriciteit, internet en al die dingen meer.’ ‘We zijn ook allerlei scholen lang geweest met een mobiel planetarium, om kinderen enthousiast te maken voor astronomie en techniek.’ Hij buigt voorover. ‘Dat was zó mooi! ’s Ochtends zat ik nog in het Namibische parlement mijn plannen uit te leggen, en een paar uur rijden met de jeep later komen er in een dorpje in de woestijn allerlei kinderen uit dat planetarium gestormd. “Wij willen ook astronoom worden!” Nu is mijn werk af, dacht ik toen. Dit gaat zoveel verder dan alleen foto’s van zwart gaten maken – je kunt invloed hebben op de ontwikkeling van een land, dat is zo’n dankbaar werk.’ Met pretoogjes: ‘Daar word ik echt heel vrolijk van.’ Toch blijft de relatie met het Westen ingewikkeld. Voormalige kolonisator Duitsland heeft pas dit jaar erkend dat de massaslachting die ze begin vorige eeuw aanrichtte onder de bevolking genocide was. ‘De gesprekken daarover tussen de twee landen gaan moeizaam, begrijp ik van mijn connecties met Namibische politici en de ambassade. Wist je dat nog ongeveer driekwart van Namibië in handen is van Duitse partijen? Óók de Gamsberg – die is eigendom van het Max Planck Gesellschaft. Dat zit eigenlijk niet te wachten op zo’n faciliteit op haar terrein – vanwege het beheer – maar ik heb gezegd: we gaan het gewoon doen. Als je die plek hier niet voor wilt gebruiken, dan kun je het land beter teruggeven aan de overheid.’ ‘Maar dat is nog niet alles: op het land rond de bergtop liggen drie Duitse boerderijen van oorspronkelijk Duitse eigenaren. Die boeren doen heel moeilijk over ons project, want zij zijn bang dat de overheid hun grond straks gaat onteigenen. Dat soort dingen bedenk je allemaal niet van tevoren. Er lopen mannen bij die liever een geweer pakken en je aan flarden schieten dan met je gaan praten.’ Namibië, China, het zijn geopolitiek gezien niet de makkelijkste landen om mee samen te werken. Hoe kijk jij daarnaar? ‘Nou, de politieke discussies tussen Namibië en Duitsland, daar houd ik me graag buiten.’ En China? Vind je die samenwerking te verantwoorden? Oeigoeren worden opgesloten in strafkampen en zelfs wetenschappers zitten in gevangenissen. ‘Daar heb ik lang over nagedacht. Wie ben ik om te zeggen dat Nederland niets zou mogen doen met China, omdat het een slecht regime zou zijn? Kijk, na het staatsbezoek in 2015 heeft de Nederlandse overheid een overeenkomst afgesloten om met China vreedzaam samen te werken in de ruimte. Ik geef gewoon invulling aan die afspraak.’ Is dat niet een te makkelijk excuus? ‘Weet je, voor mij was dit een kans, ik ga me verder niet bemoeien met de politiek in China. Ik zie het echt als een manier om oost en west te verbinden via de wetenschap. Ik schrik ook van de verhalen over de Oeigoeren – laat dat duidelijk zijn. Kan ik daar iets aan doen? Nee. Wat ik wél kan doen is vertellen over mijn positieve samenwerking met Chinese wetenschappers. Veel misverstanden met China komen voort uit een gebrekkige communicatie. Je moet goed naar elkaar willen luisteren, heb ik geleerd in mijn project daar. Dat vereist ook dat je je verdiept in de achtergrond van de ander.’ Carrière in het teken van de ruimte Mark Klein Wolt (1974) studeerde sterrenkunde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). In 2004 promoveerde hij op hoe röntgenstraling en radiostraling zich gedragen rondom zwarte gaten, en werkte vervolgens verder hieraan bij de UvA en NASA. Daarna maakte hij een uitstap naar het bedrijfsleven. Bij consultancybedrijf Altran zette hij ruimtevaartactiviteiten op, later werd hij projectleider bij S[&]T in Delft, dat onder andere software ontwikkelde voor de LOFAR-antennes. Via dat bedrijf kwam hij weer in contact met zijn oud-collega’s van de universiteit, onder wie Paul Groot (destijds hoogleraar sterrenkunde in Nijmegen) en Heino Falcke. Zij vroegen hem in 2010 om op de Radboud Universiteit te komen werken aan maanonderzoek. Eind 2015 startte Falcke en hij samen het Radboud Radio Lab. Klein Wolt in Haarlem met zijn vrouw, zoon (11) en dochter (15). Tekst: Stan van Pelt. Dit artikel verscheen eerder op Voxweb. Foto: Bert Beelen.