De top van het Nederlandse bedrijfsleven telt nog steeds relatief weinig vrouwen. In de Tweede Kamer is een meerderheid voor een vrouwenquotum. En de Technische Universiteit Eindhoven stelt bepaalde functies alleen open voor vrouwen. Hoe zit het met de Radboud Universiteit? 'Het zou goed zijn als er minder grote ego’s, minder grote zieners en minder grote leiders aan de macht zouden zijn.' Als het aan de Sociaal-Economische Raad (SER) ligt, komen er stevige maatregelen om de genderdiversiteit aan de top te bevorderen. Eén zo’n maatregel is het ‘ingroeiquotum’ van ten minste 30 procent vrouwen. Dat zou moeten gelden voor de raden van commissarissen (RvC’s) van de 88 beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Zodra er een functie binnen de RvC vrijkomt, is het bedrijf verplicht om een vrouwelijke commissaris te benoemen. Alle bijna vijfduizend ‘grote’ bedrijven moeten daarnaast zelf ambitieuze streefcijfers en actieplannen opstellen. Dat staat in het SER-advies ‘Diversiteit in de top, tijd voor versnelling’. Radboud-hoogleraren Yvonne Benschop (organizational behaviour) en Marieke van den Brink (gender & diversity) waren betrokken bij de totstandkoming van dit advies. Marieke van den Brink, hoogleraar Gender en Diversiteit in Organisaties werkte ook mee aan de vijfde editie van de Bedrijvenmonitor Topvrouwen, een publicatie van de onafhankelijke commissie Monitoring die in de gaten houdt of de wet wordt nageleefd wat betreft het streefcijfer van 30 procent m/v [zie kader]. De resultaten stemmen haar niet vrolijk. 'Ik vind de cijfers teleurstellend en onacceptabel. Zes jaar na de invoering van het wettelijk streefcijfer is meer dan 90 procent van de bedrijven er niet in geslaagd een evenwichtige verdeling van de zetels te bereiken in de raad van bestuur en raad van commissarissen. Meer dan 90 procent legt daarover bovendien geen of onvoldoende verantwoording af. Onze conclusie: de huidige wet wordt onvoldoende nageleefd.' Volgens de commissie verloopt de voortgang traag en neem het aantal vrouwelijke bestuurders en commissarissen maar mondjesmaat toe. Van den Brink: 'Terwijl het wél kan. Bedrijven die echt aandacht besteden aan diversiteit hebben het streefcijfer de afgelopen jaren gehaald, maar deze groep blijft veel te klein.' De overgrote meerderheid komt volgens Van den Brink niet in beweging. 'Als we bedrijven tot actie willen bewegen, zijn verdergaande maatregelen nodig. In andere Europese landen zie je dat quota in korte tijd voor een versnelling kunnen zorgen. De commissie adviseert de politiek dan ook een afdwingbaar quotum in te voeren, met sancties voor niet-naleving.' Deze sancties kunnen variëren van waarschuwingen en geldboetes tot vernietigbare benoemingen en het opschorten van vergoedingen aan bestuurders en toezichthouders. ‘Van de pot gerukt’ Niet alleen bedrijven kampen met een gebrek aan (top)vrouwen. De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) vindt dat er ook te weinig vrouwelijke wetenschappers zijn. Vorig jaar was 12,6 procent van de hoogleraren in Eindhoven vrouw en daarmee bungelt de TU/e onderaan de lijst van Nederlandse universiteiten [zie tabel 1]. De komende vijf jaar stelt de TU/e daarom maximaal 150 vacatures voor hoogleraren en universitair (hoofd)docenten in eerste instantie alleen open voor vrouwen. Pas als na zes maanden geen geschikte vrouw is gevonden, mogen mannen solliciteren. Percentage vrouwelijke hoogleraren per universiteit Streefcijfers 2020 en stand van zaken eind 2017 Universiteit Streefcijfer 2020 Eind 2017 Open Universiteit 35,0 30,1 Radboud Universiteit 25,0 27,4 Universiteit Leiden 27,0 27,2 Universiteit Utrecht 25,0 24,6 Universiteit Maastricht 22,0 24,4 Universiteit van Amsterdam 25,0 22,7 Vrije Universiteit Amsterdam 25,0 22,0 Rijksuniversiteit Groningen 25,0 19,6 Tilburg University 25,0 19,3 Wageningen University & Research 24,6 16,9 Technische Universiteit Delft 15,0 14,6 Universiteit Twente 20,0 13,6 Erasmus Universiteit Rotterdam 20,0 13,5 Technische Universiteit Eindhoven 20,0 12,6 Bron: Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2018, publicatie van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. Bij de introductie van het beleid, in juni van dit jaar, zei rector Frank Baaijens: 'Het is al langer bekend dat een divers personeelsbestand beter functioneert. Het leidt tot betere strategieën, creatievere ideeën en snellere innovatie. We hebben al jaren maatregelen om het percentage vrouwen in de wetenschappelijke staf te verhogen, maar we gaan te langzaam vooruit.' De reacties op de Eindhovense maatregel zijn op zijn zachtst gezegd verdeeld. Zo schreef een mannelijke hoogleraar informatica in De Telegraaf dat het beleid van de TU/e ‘van de pot gerukt’ is en kwamen bij antidiscriminatiebureau RADAR bijna vijftig klachten binnen. Een van die klachten komt van Harmen Visser, die in juli zijn studie werktuigbouwkunde afrondde en zelf geen baan ambieert bij de TU/e. Tegen het Eindhovens Dagblad zei hij: 'Het lijkt erop dat de TU/e streeft naar evenveel mannelijk als vrouwelijk wetenschappelijk personeel, maar dat is geen realistische en logische eis. Bij technische studies ligt het aantal vrouwen veel lager dan het aantal mannen. Dat is een eigen keuze van vrouwen. Ik geloof niet dat dat komt door discriminatie, die tegengegaan moet worden met zo’n draconisch beleid als dit.' Visser trekt een vergelijking met het tekort aan mannelijke leerkrachten op basisscholen. 'Als daarvoor een maatregel zou komen zoals de TU/e die neemt, zou dat niet mogen.' Antidiscriminatiebureau RADAR wil van het College voor de Rechten van de Mens weten of het voorkeursbeleid van de TU/e is toegestaan (bij het ter perse gaan van Radboud Magazine was de uitspraak van het College nog niet bekend, red.). Actieve groep Hoe zit het bij de Radboud Universiteit? Op de Nijmeegse campus lopen al bijna dertig jaar meer vrouwen rond dan mannen. Die verhouding zie je ook terug in de stad: op elke 100 mannen wonen er 106,7 vrouwen. Op de universiteit zijn vrouwen zowel onder studenten als onder promovendi oververtegenwoordigd. Hoger op de wetenschappelijke carrièreladder neemt het aandeel vrouwen af en het aandeel mannen toe. Van de 268 hoogleraren waren er in oktober 191 man en 77 vrouw (inclusief Radboudumc: 114). Het meest recente percentage vrouwelijke hoogleraren op de universiteit is 28,84 (inclusief Radboudumc: 26,15). Alle vrouwelijke professoren zijn verenigd in het Radboud Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (RNVH), dat in 2001 is ontstaan als een initiatief van vrouwelijke hoogleraren uit verschillende wetenschapsgebieden van universiteit en Radboudumc. Het is een informeel platform dat de positie van vrouwen in de wetenschap wil bevorderen. Elke nieuwe vrouwelijke hoogleraar krijgt een uitnodiging om deel te nemen. Het netwerk komt vier keer per jaar bij elkaar en voert twee keer per jaar een gesprek met een delegatie van het college van bestuur. De Radboud Universiteit heeft dus een actieve groep die zich bezighoudt met de positie van vrouwen. 'We krijgen daarbij steun van het college van bestuur', zegt Yvonne Benschop. Naast hoogleraar Organizational behaviour aan de Faculteit der Managementwetenschappen is zij hoofd van de sectie Bedrijfskunde en geeft ze leiding aan de facultaire onderzoeksgroep Gender and Power in Politics and Management. Ze vindt de stap van de TU/e heel verstandig. 'Het is nodig als je echt verandering wil. Na vijftig jaar nadenken, beleid en onderhandelen komen we niet veel verder met vrouwen aan de top. Hoe lang blijf je praten voordat je actie onderneemt? Het is tijd voor een quotum wanneer we eindelijk resultaat willen boeken.' Masculiene kenmerken Benschop vindt het quotumvoorstel van de SER een mooi begin. 'Maar let wel: 30 procent vrouwelijke raadscommissarissen betekent dat nog steeds 70 procent man is. De storm aan reacties die dit al oproept, maakt duidelijk dat de kwaliteiten van vrouwen nog altijd stelselmatig worden onderschat.' Volgens Benschop is er geen gebrek aan kwaliteit. 'Er zijn genoeg vrouwen met voldoende kwaliteit, maar ze worden niet aangenomen. Het probleem is dat we er niet van uitgaan dat vrouwen de kwaliteiten hebben.' Vaak is het ook geen kwestie van sollicitanten die wel of niet worden afgewezen. 'Voor sommige posities moet je worden gevraagd en daarbij zoeken mensen het in hun eigen kring. Vaak bestaat die uit netwerken van mannen. Anders gezegd: mannen vragen mannen. Dit speelt in belangrijke mate mee in het quotum van de SER, dat gaat over de raad van commissarissen. Daar zie je immers vaak geen personeelsadvertenties voor.' Aandeel vrouwelijke wetenschappers per functiecategorie, tussen 2005-2017 HOOGLERAREN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENTEN UNIVERSITAIR DOCENTEN PROMOVENDI 2005 9,9 15,5 27,8 38,3 2008 11,7 18,2 31,1 41,9 2011 14,8 21,5 34,1 44,7 2014 17,1 25,6 37,0 43,5 2017 20,9 28,6 40,7 42,7 Bron: Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2018, publicatie van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. 'Open wervingsprocedures kunnen helpen”, meent Benschop, 'maar hoe krapper de arbeidsmarkt, hoe sneller mensen het toch gaan zoeken in hun eigen netwerk. Bij belangrijke posities, zoals die van hoogleraar, heb je te maken met afbreukrisico’s en dan wil je onzekerheid beperken. Mannen kennen elkaar en geven elkaar goede referenties. Onderzoek laat zien dat referentiebrieven voor mannen anders zijn dan die voor vrouwen. Referenties voor mannen zijn vaak langer en bevatten meer superlatieven, terwijl bij vrouwen meer twijfels worden geuit over de kwaliteiten.' Volgens Benschop blijven er vaak veel vragen bij de kwaliteiten van vrouwelijke kandidaten. 'Mensen associëren leiderschap en hoge posities nu eenmaal sneller met mannen. Ze dichten leiders masculiene kenmerken toe, die bias hebben we. Dat zie je individueel bij commissieleden en structureel in open wervingsprocedures.' Man als ideale wetenschapper Ondanks inspanningen om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de academische wereld tegen te gaan, is het aandeel vrouwen vanaf de positie van universitair docent nog altijd lager dan het aandeel mannen. Onderzoekers Channah Herschberg, Yvonne Benschop en Marieke van den Brink keken in zes Europese landen (Slovenië, IJsland, België, Italië, Ierland en Nederland) naar de selectiecriteria voor wetenschappers aan het begin van hun carrière, en hoe die criteria worden toegepast op vrouwelijke en mannelijke kandidaten. Vrouwen blijken tegen barrières aan te lopen waar mannen minder last van hebben. Jonge onderzoekers worden geacht competitief, volledig toegewijd en internationaal mobiel te zijn, en lange dagen te maken. Zulke impliciete aannames van selectiecommissies pakken nadelig uit voor vrouwen, onder meer door de verwachting dat zij zwanger worden en dan minder beschikbaar zijn voor de wetenschap. Van mannen wordt niet verwacht dat ze minder inzetbaar zullen zijn zodra ze vader worden. De studie laat zien dat de bias tegen vrouwen met kinderen nog steeds aanwezig is, maar dat ook vrouwen zonder kinderen last hebben van deze vooringenomenheid. Selectiecommissieleden hebben nog te vaak impliciet het beeld van de man als ideale wetenschapper. Ze willen wel dat er meer vrouwen worden aangenomen, maar lijken tegelijkertijd niet echt bereid de selectiecriteria aan te passen. Veel commissieleden reflecteren onvoldoende op hun eigen gendergedrag. Uit onderzoek waarop NWO-beleidsmedewerker Channah Herschberg eind november aan de Radboud Universiteit promoveerde, komt naar voren dat vrouwelijke kandidaten vaker worden beoordeeld op persoonlijke karakteristieken dan mannelijke. ‘Vrouwen werden bijvoorbeeld vaker beoordeeld op onafhankelijkheid, ambitie en of ze wel een goed rolmodel zouden zijn.’ Herschberg onderzocht hoe genderongelijkheden in de werving en selectie van jonge wetenschappers tot stand komen. Ze analyseerde vacatureteksten en onderzoeksdata van sollicitatieprocedures voor postdoc- en universitair docent-posities uit zes landen, waaronder Nederland. Volgens Herschberg onstaat er voor vrouwelijke kandidaten vaak een dubbele set verwachtingen en vooroordelen. ‘Als van vrouwen ambitie werd verwacht, werden ze er op afgerekend als ze dit niet expliciet toonden tijdens het sollicitatiegesprek, zelfs als er tijdens het gesprek niet naar gevraagd werd.’ Kandidaten kunnen zich niet verdedigen tegen deze onzichtbare verwachtingen. ‘Ook worden kandidaten soms met twee maten geëvalueerd. Bij een bespreking van potentie werden de sterke punten van mannen benadrukt, terwijl de minpunten minder aandacht kregen. Bij vrouwen ging het doorgaans andersom.’ Volgens Benschop zou het goed zijn voor de wereld als er 'minder grote ego’s, minder grote zieners en minder grote leiders aan de macht zijn. Onderzoek wijst uit dat de besluitvorming verbetert en dat mensen meer werkplezier hebben in een divers team. De werksfeer op een afdeling verbetert ook met meer vrouwelijke onderzoekers.' De Radboud Universiteit is de op een na beste universiteit als het gaat om vrouwen aan de top. Benschop: 'We doen het dus net iets beter dan andere universiteiten, maar het is eenoog in het land der blinden. We zitten op zo’n 27 procent vrouwen in topposities op de universiteit, op mijn faculteit is het 32 procent. Je loopt het risico dat mensen denken: dan ben je er wel, daarmee hebben we een critical mass. Alleen aantallen zijn echter niet genoeg. We moeten het masculiene karakter van leiderschap veranderen en ruimte maken voor andere, meer inclusieve leiders. Het oude leiderschapsmodel met heroïsche, strategische leiders past niet meer in de praktijk van vandaag, maar het beeld is vrij hardnekkig.' Tekst: Tefke van Dijk. Illustratie: Esther Aarts. Dit artikel verscheen eerder in Radboud Magazine. Foto: helpsg via Pixabay.