In de Nederlandse literatuurgeschiedenis zijn de auteurs een ondergeschoven kindje. Dat wil zeggen: over individuele auteurs is genoeg gezegd en geschreven, maar over typen auteurs en hun posities in de samenleving is nog relatief weinig bekend. Letterkundigen Lotte Jensen en Rick Honings brengen daar verandering in met een handboek dat de verschillende soorten en smaken in Nederlands literaire landschap presenteert. Sentimentalisten, verzetsdichters, voordrachtskunstenaars: de Nederlandse literatuur kent auteurs in vele soorten en maten. Recente literatuuroverzichten maken dat echter onvoldoende duidelijk. De laatste decennia stonden in het onderzoek juist instituties – tijdschriften, uitgeverijen en leesgenootschappen – centraal. Met Romantici en Revolutionairen, een nieuwe literatuurgeschiedenis van de achttiende en negentiende eeuw, vullen Jensen en Honings die leemte. Het formuleren van auteurstypes biedt nieuwe inzichten over de Nederlandse literatuur. ‘Over romantici bijvoorbeeld. In Nederland worden romantici, auteurs die zich afkeren van de samenleving en schrijven over hun individuele gevoelens, vooral geassocieerd met de Tachtigers,’ stelt Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit. ‘Maar een auteurstype als de sentimentalist illustreert dat Nederland een langere traditie van gevoelige auteurs kent.’ Jensen wijst op Willem Bilderdijk, een dichter begin negentiende eeuw. ‘Bilderdijk had enorme verwachtingen van de poëzie, beschouwde dichters als een schakel tussen god en de wereld.’ Hij gebruikte opium en zag er onalledaags uit. Zo droeg hij onder meer een soort ‘wrong’ of tulband – naar eigen zeggen om hoofdpijn te bestrijden. Hierdoor en vanwege zijn afwijkende standpunten was hij een controversieel fenomeen. ‘Hij cultiveerde het imago van de arme poëet, terwijl hij goed kon leven van zijn werk.’ Herstelde genderbalans Bilderdijk stond daarmee ver af van toneelschrijvers als Lucretia van Merken of ‘spectatoren’ als Petronella Moens: populaire schrijfsters die zich vanuit verschillende disciplines uitspraken over thema’s als opvoeding, vaderlandsliefde en de rol van vrouwen in de maatschappij. Vrouwen die in het proces van canonisering in de vergetelheid raakten. ‘Dat zie je ook bij Cécile Goekoop-de Jong van Beek en Donk. Met Hilda van Suylenburg leverde ze in 1897 een bestseller, maar in tegenstelling tot een vergelijkbare schrijver als Louis Couperus is zij buiten de canon gevallen.’ ‘Met dit boek proberen we de balans te herstellen,’ zegt Jensen. ‘Let wel: we hebben schrijvende vrouwen er niet geforceerd tussen geplaatst. Dat zou een vertekend historisch beeld geven, maar ons uitgangspunt is geweest: ere wie ere toekomt.’ Dat was in de achttiende eeuw makkelijker dan in de negentiende. De huiselijke taken van vrouwen werden benadrukt, waardoor ze als auteurs een kleinere rol speelden. ‘Wel was er eind negentiende eeuw een piek in feministische literatuur. Vrouwen én mannen schreven over vrouwenemancipatie.’ Multatuli bijvoorbeeld. Of Mina Kruseman: ‘Met Een huwelijk in Indië (1873), een spraakmakende roman waarin ze onder meer een lofzang op excentrieke vrouwen zingt. Een welkome afwisseling tussen de verhalen over burgerlijkheid.’ Internationaal succes Verder schenken Jensen en Honings aandacht aan de internationale context waarbinnen Nederlandse schrijvers hun werken publiceerden. De jonge Beets (Nicolaas Beets, red.) liet zich inspireren door Byron, terwijl Betje Wolff en Aagje Deken voor De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart de kunst afkeken bij Engelsman Samuel Richardson. ‘Zelfs ‘Jantje zag eens pruimen hangen..’, de typisch Nederlandse dichtregel uit De Pruimeboom van Hieronymus van Alphen, is geïnspireerd op Duitse dichters.’ En wat ook niet zo bekend is: Nederlanders boekten in die tijd groot succes in het buitenland. ‘Margaretha Geertruid de Cambon-van der Werken bijvoorbeeld, schreef met De kleine Grandisson, of de gehoorzame zoon een internationale bestseller. Haar boek werd vertaald in het Engels, Zweeds, Duits en Frans. Zowel van de Franse als van de Engelse editie verschenen vele herdrukken.’ Dikke poffertjes Herkent Jensen auteurtypes die tegenwoordig nog steeds voorkomen? ‘Jazeker. De spectatoren van toen, zijn de columnisten van nu.’ Auteurs als Sylvia Witteman, Marcel van Roosmalen of Arnon Grunberg die het alledaagse leven beschrijven, soms kritisch, dan weer gevat.‘ Of de dichter des vaderlands. In de negentiende eeuw droeg Hendrik Tollens die titel. Hij ontving fanmail en werd regelmatig gehuldigd. Tollens was hét symbool van dichtend Nederland.’ Jensen wijst op de verdwenen auteurtypes. ‘Een dominee-dichter als Jan Jacob Lodewijk ten Kate was in de negentiende eeuw mateloos populair. Tegenwoordig heeft de dominee-dichter weinig status. Ook toneelschrijvers zijn uit beeld verdwenen. ‘Treurspelen waren het neusje van de zalm. Maar noem mij een hedendaagse Nederlandse toneelschrijver. Ze zijn er natuurlijk wel, maar het brede publiek kent ze niet.’ Zelf beleefde Jensen vooral plezier aan ‘De criticus’. ‘Een auteurstype dat me nog enigszins onbekend was. We stelden de teksten van Conrad Busken Huet centraal. In zijn gemene en vileine scheldkritieken nam hij auteurs genadeloos op de hak. Zo noemde hij schrijvende vrouwen ‘dikke poffertjes’. Niet dat ik het eens was met zijn kritieken, maar ze waren wel vermakelijk.’ Rick Honings, Lotte Jensen | Romantici en Revolutionairen | Uitgeverij Prometheus. Foto: Max van den Oetelaar via Unsplash.